1) Aken, Lemmen Bies van Overpelt, kocht ketels in Aken, einde 16e eeuw 2) Aken, Hendrick Bull, ketelaar uit Leende, kocht nieuw koper in Aken, 1630; in 1646 bij Aert Friesen van Aken. 3) Aken, Cornelis, z.v. Jan Stapperts, van Kleine-Brogel, ketelboeter, woonde in Aken, 1640; zijn broer Peter, eveneens ketelboeter, woonde in Mijdrecht (provincie Utrecht). 4) Aken, Wilhelm van Scaffen, van Diest, ambulant kleermaker, burger in Aken, 1659. Zie V. 1. 5) Aken, Gybel Belien, L, 1685/1707. 6) Aken, Francis Goossens, L, 1685/1707. 7) Aken, Jan Cornelis Hanegreefs, L, aldaar overleden, 1685/1707. 8) Aken, Nicolaas Jans, L, schuld bij Leenert van Erkelenz, koperhandelaar aldaar, 1685/1707. 9) Aken, Peter Symon Maes, L, overleed aldaar, 1685/1707. 10) Aken, Jacob Hendrik Maes, L, liet Leendert van Erkelenz, koperhandelaar, ketels van Aken naar zijn drie compagnons in Landstuhl (Pfalz) sturen, 1685/1707. 11) Aken, Adriaan Dirk Truyens, L, schuld bij Jacob Duppelgieter, koopman in ketels aldaar, 1685/1707. 12) Aken, Antoni Dilis, z.v. Peter, L, schuld bij Willem Merkelbagh, koperhandelaar aldaar, 1724-1739. 13) Aken, Jan Mateus Driesmans+, L, schuld bij De Fie, koperhandelaar aldaar, 1707/1745. 14) Aken, Jan en Peter Goossens, L, betrok koper bij Doppegieter aldaar, 1734. 15) Aken, Textielkoopman ]acob Hesemans, L, 1746/1774. 16) Aken, Simon Petrus Coninx in naam van Cornelius Duppengiesser, gevolmachtigde van weduwe Jacob Duppengiesser, eiste in Hamont in 1720 van Hubert Didden van Achel ruim 50 patakon van 163 pond blanke koperen ketels, geleverd op 18 juni 1717. 17) Aken, Jan Broens, van Nederweert, reispas voor familiezaken, 1792. 18) Stolberg, Dirck Adriaan Willems en Adriaan Nys, L, schuld bij Johann Peltzer, koperhandelaar in Stolberg,1756. 19) Stolberg, Adriaan Nys en Willem Dirk Adriaans, L, schuld bij Peltzer aldaar, 1746/1774. 20) Stolberg, Dilis en Peter Francken, L, schuld van koperwerk bij Linden e.a. aldaar, 1773. 21) Stolberg, Jan jan Hanegreefs, L, schuld van koper bij Peltzer aldaar, 1769-1775. 22) Stolberg, Louwerens Jansen en Peter Maas, L, schuld bij Peltzer die Jan Weyts betaalde, 1775/1791. 23) Stolberg, Jan Marien, L, schuld bij Peltzer, 1782. 24) Stolberg, Francis Hurkmans en Hendrik Kenens, L, schuld bij Peltzer, 1785. 25) Stolberg, Leendert Maas+, L, schuld bij Adriaan Lijnen, koopman in koperwerk aldaar, 1775/1791. 26) Stolberg, Govert Nijssen en Jan van Kampfort, L, koper bij Peltzer, 1781/1786. 27) Stolberg, Arnold Truyens, L, schuld bij Peltzer, 1775/1791. 28) Stolberg, Peter Nellen en Peter Alen, L, schuld van koperwerk bij Van Asten en bij Isaak en Jan Adriaan Lijnen aldaar, 1788. 29) Stolberg, Jan Steven Engelen, Hendrik van de Cruys, Hendrik Govert Mannaerts, L, koper betrokken van Peltzer aldaar, 1790. 30) Stolberg, Peter Alen en Peter Nellen, schuld van koper bij N. van Asten en Jan Adriaan Lijnen aldaar, 1792/1808. 31) Stolberg, Gysbert Hanegreefs, L, schuld bij Peltzer van koperwerk, 1792/1808. 32) Stolberg, Mateus+ en Hendrik Beysen, L, schuld bij weduwe Pryn en zoon aldaar, 1792/1808. 33) Stolberg, Jacob Malles, L, schuld bij Pryn aldaar, 1792/1808. 34) Stolberg, Gisbert Goossens van Sint-Huibrechts-Lille bekende in 1781 een schuld van 137 Rijksdaalder aan Christiaen Priem, koopman in koper in Stolberg (RAH, Grevenbroek, nr. 54, f. 76). 35) Kaeghem aan de Elst (D), Jan Peter Slegers, L, 1786. 36) Bokhoven, Hendrik Muis, L, 1797. 36b) Niederhusseling, Peter Jan Renckcns, van Overpelt, koopman aldaar, 1829. 37) Pruisische gebieden in het westen van het Rijk, links of rechts van de Rijn (Kleef, Mark of Ravensberg), Francis van Paessen, inwoner van Zesgehuchten, handelde aldaar en in de Meierij van `s-Hertogenbosch in bont en andere waren, vroeg een paspoort aan om met wagens, karren als andere votuire te mogen passeren; Mattheus Franssen, van Heeze, handelde in kramerij aldaar, vermoedelijk samen met Van Paessen, 1752. 38) Pruisische gebieden in het westen van het Rijk, de broers Lourens en Jan Baptist Geuens, van de Voogdij Mol, maakten aanspraak op geldelijke tegoeden aldaar, ca. 1750. 39) Pruisen (allicht bezittingen in het westen van het Rijk), Geraert Kenes, van Overpelt, overleed aldaar, 1754. 40) Elten, Sim. Hanegreefs, L, reispas, 1817'. 41) Emmerich, Hubrecht van Elen, gevolmachtigde van Griet Hermans, van Kleine-Brogel, 1627. 42) Emmerich, Gelick Gudden x Marg. Langens, van Overpelt, aldaar gevestigd, 1661; zie noot 43. 43) Emmerich, Jan Potters x Ariken Fransen, van Overpelt, aldaar gevestigd, 1646. 44) Land van Kleef (?), Jacob Hcsemans, Christiaan Hendriks, Aert Cayens en Jan Beers, L, 1744. 45) Melenge (Kleef), Jacob Thomas, L, 1774. 46) Pfalzdorf (Kleef), Adam Rauws, L, 1792/1808. 47) Kleefjan Moorssen, van Sint-Huibrcchts-Lille, aldaar plots sine luce sine cruce overleden, 1680. 48) Kalkar, Abraham Smeets, koperslager, van Eksel, x Maria Smeets alias Kenens, van Overpelt, gehuwd in Overpelt in 1600, en zoon Balthus Abrahams en Petronella (x Jacop Verelst), 1612/1632; zie noot 43. 49) Xanten, P. Govers, reispas, van Lommel, 1813; zie noot 42. 50) Kevelaer, P. van Beers, van Lommel, reispas, 1813; zie noot 42. 51) Geldern, Jan Jacob Ooms, L, woonde aldaar, 1685/1707. 52) Geldern, Jan van Hoof, Hendrik van Ham, Mateus en Christiaan Hesemans, L, 1731. 53) Moers, Hendrik Langens en zijn vader Gerardt+, van Overpelt, hadden schuld bij koperslager Matthijs Cockarts van Moers, 1661. 54) Homberg, F. van der Heyden, van Lommel, reispas, 1815; zie noot 42. 55) Kuckum (buurtschap onder Wanlo), Michel Berben, koopman van Overpelt, overleed in 1808 aldaar. 56) Krefeld, Lenaert Franssen, van Overpelt, schuld bij een ketelboeter, 1642. 57) Krefeld, Art Truyens alias inde Meulen, van Kleine-Brogel, schuld bij Jan Oort, koperslager aldaar, 1662; zie noot 48. 58) Krefeld-Linn, Jan Lemmens, L, 1801. 59) Benrad (bij Krefeld), Govert Cayens, L, schuld bij Willem Hesemans aldaar, 1792/1808. 60) Benrad, Willem Hesemans, L, 1792/1808. 61) Anrath (heerlijkheid Neersen), Elisabeth Bergmans alias Teunis x Arnold Montens, van Overpelt, woonden aldaar, 1680. 62) Süchteln, M. Berckmans, van Lommel, reispas, 1813; zie noot 42. 63) Bruggen, Dilis Jacob Beysen, L, 1792/1808. 64) Waldniel, J. van de Ven, van Lommel, reispas, 1817; zie noot 42. 65) Viersen (Gelre), Anthony Nellen, L, woonde aldaar, 1748 (zeker niet Wriezen ten oosten van Berlijn). 66) Veers (= Viersen?), Anthony Moons, L, handel aldaar, in 1793 naar Stadt Kempen. 67) Vorst, Christiaan Hanegreefs, L, 1769. Zie ook onder 3.4 van dit deel. 68) Vorst, Hendrik Goossens, L, 1792/1808. 69) Mönchengladbach, Antoon I,anbens x Maria Joosten, van Overpelt geboortig, L, aldaar gevestigd, 1670 en 1683; zie noot 43. 70) Mönchengladbach, Hendrik Aerts+, L, woonde aldaar, 1770. 71) Mönchengladbach, Gerit Hanegreefs, L, 1790. 72) Mönchengladbach, Jan Wouters, lubber uit Overpelt, + 1783 aldaar. 73) Mönchengladbach, Henry Hendriks, van Lommel, reispas, 1813; zie noot 42. 74) Mönchengladbach, Jozef van Hamm, van Lommel, reispassen, 1813 en 1816; zie noot 42. 75) Mönchengladbach, Adriaen Hanegreefs, van Lommel, reispas, 1817; zie noot 42. 76) Giesenkirchen, Thonis Kuenen, van de Bank van Pelt, aldaar vernield, 161951. 77) Korschenbroich (Land van Gulik), Adrian Lucas, van Overpelt, textielverkoper, 1676. 78) Korschenbroich, Adriaan van Endent, van Lommel, 1813; zie noot 42. 79) Neuss, Hendryck Neels, van Pelt, aldaar vermeld, 1579. 80) Neuss, ketelboeter Dieryck Ditkens (Dietken) alias Kesselslegers (van Kleine-Brogel) x Anthonia Vlemincx, in Overpelt gehuwd in 1603, vestigden zich aldaar, burger van de stad, 1606; hun dochter Elisabeth was gehuwd met Herman Hosten. Bij hem waren Hein Klaesen uit Kleine-Brogel tot 1613 en "Hermann Heusskens Sohn Hendrich" tot 1615 in de leer. 81) Neuss, Hendrick Claes(k)ens alias den Ketelslaeger alias Heynke van Nuys, van Kleine-Brogel, x Griet Nys, aldaar gevestigd als burger in 1613, leverde waren aan talloze streekgenoten, + ca. 1635. Die bekwame handelsman moet zeer welstellend geweest zijn, want hij liet in Neuss drie huizen na. Deze Kempense koperslager en de vorige, aldus J. Huck, zijn met het oog op de Neusse ambachten een bemerkenswaardige zaak. 82) Neuss, de gebroeders Hezemans, van Lommel, tussen 1787 en 1798. Zie onder 6.2 van dit deel. 83) Neuss, Jacob Schellens, L, 1787. 84) Neuss, Frans Schellens, L, 1789. 85) Neuss, Mateus, Christoffel en Willem Hesemans, L, ca. 1798. 86) Neuss, Peter Schellens, L, 1797. 87) Neuss, Frans van Endert, van Lommel, aldaar gevestigd, 1804. Zie onder 5 van dit deel. 88) Neuss, W Moons, van Lommel, reispas, 1813; zie noot 42. 89) Neuss, J. Lauwers, van Lommel, reispas, 1816; zie noot 42. 90) Kempen, Leonaert Praets, van Hechtel-Eksel, aldaar gearresteerd door meester Jan Gort, koperslager, 1670. 91) Kempen (ambt Heinsberg), Jan Verkoyen, L, 1775/1791. 92) Heinsberg, Joost Stalmans+, echtgenoot van Margaretha Baack+, en hun dochter Magdalena+, van Overpelt, aldaar vermeld, 1636: zie noot 43. 93) Wegberg, Peter Verkoyen, L, 1746/1774. 94) Wegberg, Jan Rommens, Mathijs Neels, Peter Verhagen, L, 1781. 95) Wegberg, Peter Verkoyen, L, 1775/1791. 96) Wegberg, Jacob Rummens, L, woonde aldaar, 1797. 97) Wegberg, A. Rummens, van Lommel, reispas, 1813; zie noot 42. 98) Keyenberg bij Erkelenz, Adriaen Vanderhenst, koopman-lubber, ° Orthen in Noord-Brabant ca. 1782, huwde in Overpelt met M.M. Hurtz uit Keyenberg, 1809; zie noot 50. 99) Garzweiler, Frans Maas, M. Maas en Van de Sande, van Lommel, reispassen, 1813; zie noot 42. 100) Garzweiler en Aldenhoven, Adriaan Rommens, geboren in Lommel in 1797 en afstammeling van Joannes Willem Rummens (1651-1719), huwde op 10 april 1820 in Immerath ten zuiden van Mönchengladbach, met Anna Odilia Muller, dochter van een landbouwer uit het naburige Holzweiler. Hij verbleef toen in het naburige Garzweiler. Bij de geboorte van zijn zoon in 1823 stond Roermond als woonplaats opgegeven en was hij in Holzweiler op bezoek. Zijn 21-jarige neef, die in Aldenhoven nabij Gulik gevestigd was en eveneens het handelaarsberoep uitoefende, trad als getuige op. Adriaan was in 1818 naar deze streek getrokken als marchand colporteur of rondreizend handelaar. Zijn paspoort voor die reis, op 5 februari 1818 in Maastricht uitgereikt, bleef bewaard. Zes maanden na zijn huwelijk werd hun eerste zoon Wilhelm in Holzweiler geboren. De tweede zoon, Peter Hermann (°Holzweiler, 1823) werd later dagloner en kousenwever. Vader Adriaan verdween de dag na de begrafenis van zijn jonge vrouw op 9 juni 1824. Van hem werd geen spoor meer gevonden. De kinderen werden door de schoonouders opgevoed. Afstammelingen van de genoemde Peter Hermann - de tak die Rumens geschreven werd - bleven katholiek, waren vooral arbeiders en kwamen in Viersen terecht, onder meer Wilhelmus (° 1884) die tijdens de eerste wereldoorlog sneuvelde, vermoedelijk in Verdun in 1917. De andere tak, ook katholiek en nu Rumens geschreven, met aanvankelijk landbouwers maar later vooral leden die gestudeerd hadden (bijvoorbeeld leraars), vinden we via Holzweiler onder meer in Mönchengladbach, Grevenbroich, Aken en Limburgerhof nabij Ludwigshafen verspreid. De Lommelse Rommens waren van vader op zoon teuten. Joannes Rummens zou in 1686 als koopman actief geweest zijn in Weisel. Peter Rommens, de grootoom van de hogergenoemde Adriaan, werd in 1761 als koperhandelaar vermeld. Een andere grootoom en diens zonen treft men in 1778-1779 aan in Wegberg. Adriaan (° 1728), de grootvader van Adriaan, had onder meer met zijn zonen een teutencompagnie gevormd. Een andere tak van dezelfde Lommelse Rummensstam vinden we in Elzas-Lotharingen. 101) Grevenbroich, Ida Woyten alias Claesens x Mr. Hans van Stamheyn, van Neerpelt, aldaar gevestigd, 1616; zie noot 43. 102) Grevenbroich, Jan Francken, L, 1787. 103) Eisen (in het Keulse), Jan Vrancken+, L, 1792/1808. 104) Artzenraad (Grevenbroich), Leendert Goris, L, 1786. 105) Titz (Gulik), handelaar Hendrik Beysen en Maria S. Langens, L, verkochten er hun huis, 1791; hij dreef in Titz handel in 1782; Jan Beysen zette er de handel van zijn broer Hendrik voort, L, schuld bij Schöller en Klignet (Düren), Lebach, Christiaan Driesse van Rijt; goederen in Körrenzig nabij Linnich, 1792. 106) Titz, Mathias Langens, L, 1792/1808. 107) Land van Gulik, Dierick Kenens alias Wevers, van Eksel, woonde aldaar, 1624. 108) Land van Gulik, Mateus Hesemans, L, 1787. 109) Land van Gulik, Jan Jansen en Dilis Jacob Beysen, L, 1775/1791. 110) Land van Gulik, Jacobus Verdonk, L, woonde aldaar, 1792/1808. 111) Gulik (Jülich), Johan Kriebs x Elisabeth Didden, van Kleine-Brogel, aldaar gevestigd; hun oom Peter Coicx alias Didden en hun neef Dieryck waren gevolmachtigden, 1592/1599: zie noot 43. 112) Land van Gulik, Goirt Rolers, van Owerpelt?, aldaar vernield, 1654; zie noot 43. 113) Land van Gulik, Jacobus Lemmens, van Overpelt, overleed aldaar, 1691; zie noot 51. 114) Aldenhoven, Peter en Hendrik Maas, en Jan Moons en Peter van Stratum, L, 1792/1808, aankoop van twee huizen, afrekening in Aldenhoven, schuld bij Erberich, 1791. 115) Horner (Land van Gulik), Paul Kenens, van Overpelt, overleed aldaar, 1725; Zie noot 51. 116) Hasselsweiler (boven Gulik), Gerard Berben, z.v. Jacob, van Overpelt, koopman aldaar, overleed in 1787; Petrus Joannes Berben, z.v. Matheus, koopman, x Marg. Schieffer van Hasselsweiler, woonde aldaar, 1812. 117) Niederembt (nabij Bergheim), Peter Hurkmans, L, overleed aldaar, 1795; Francis en Willem Hurkmans woonden er; jonkman Willem van Hoof was knecht bij Peter. 118) Bergheim, Francis Jan Hurkmans, L, woonde aldaar, 1799. 119) Büsdorf, Nicolaas Alewijns, gevolmachtigde van Francis Hurkmans en Adriaan Francken, L, 1792/1808. 120) Büsdorf, Francis Peter Hurkmans, L, overleed aldaar, dreef handel niet Adriaan Vranken, 1792/1808. 121) Keulse, Wouter Jan Fransen en Joost Maes Dilis, L, 1701. 122) Keulse, Antoni Joost Maas, L, 1707/1745. 123) Keulse, Adriaan Mighiels, L, 1792/1808. 124) Keulen, Peter Trouwen, van Nederweert, 54 jaar, reispas voor Keulen en Frankrijk, 1790; zie noot 37. 125) Keulen, Lambert Coicx, van Kleine-Brogel; zijn neef Peter Coicx was gevolmachtigde,1597;zie noot 43. 126) Keulen en omgeving, Maes Thonis, van Overpelt, paardenkoopman en handelaar in allerlei waren, voer met karren en vracht tot boven Keulen, 1609, voerman-teut?. 127) Keulen, Jan opden Berch, van Overpelt, schulden in Keulen, 1614. 128) Keulen, Lauvreys Leeckens, van Pelt, schuld bij Hubrecht Bavis aldaar, 1628. 129) Keulen, Joost en Hendrick Mouten, van Overpelt, schuld bij Caspar Hulsen, koperslager aldaar, 1656. 130) Keulen, Peter Goessens, van Overpelt, verband met Keulen, 1660. 131) Keulen, Lenaert en Nys Truyckens, van Pelt, schuld bij Antoon Zalyngen, koopman in ketels aldaar, 1683. 132) Omgeving van Keulen, Jan Ieven en broers, van Neerpelt?, hadden aldaar handel gedreven, 1692. 133) Land van Keulen, Theodorus aen die Hey, van Sint-Huibrechts-Lille, overleed aldaar, 1694; zie noot 45. 134) Nabij Keulen, Jacob Kerkhofs, van Sint-Huibrechts-Lille, overleed aldaar, 1753; zie noot 45. 135) Land van Keulen, Damboeken, Limbeeck en elders, Jan Wouters van Asten, uit Leende, 1714. 136) Keulen, G. van der Heyden en Th. Vrancken, van Lommel, reispassen, 1813; zie noot 42. 137) Bickendorf (bij Keulen), gebroeders Eeskens, Brabander, 1790. Zie onder 3.8 van dit deel. 138) Eschweiler, Steven Joosten, L, 1688. 139) Eschweiler, Mart. Maas, P. Mertens en H. van Ham, van Lommel, reispassen, 1813; zie noot 42. 140) Kerpen, Jacob Langens, van Kleine-Brogel, ca. 1754, aldaar gevestigd. Zie onder 4 van dit deel. 141) Kerpen, Willem Hurkmans, L, 1794. 142) Kerpen, Hendrick Ooms, van Lommel?, 1748, en Anton Ooms, Van Lommel, ca. 1800, aldaar gevestigd. Zie onder 4 van dit deel. 143) Kerpen, enkele Lommelse compagnons (varkens- en textielteuten), 18de-19de eeuw. Zie onder 4 van dit deel. 144) Ichendorf, Adriaan Francken, L, woonde en overleed aldaar, 1792/1808. 145) Brühl, Frantz Tilles en Peter Maas, uit Brabant, 1777. Zie onder 3.4 van dit deel. 146) Brühl, Peter Dielis+, Christiaan Joosten en Jan Bruns, L, handel aldaar, 1792/1808. 147) Brühl, Hendrik Hesemans, L, 1794. Zie onder 6.2 van dit deel. 148) Brühl, J. en W. Verkoyen, van Lommel, reispassen, 1813; zie noot 42. 149) Düren, Peter Goos, L, schuld bij Philip Schóller aldaar, 1786. 151) Düren, Bastiaan P. Moons, L, trok naar Duren, 1775/1791 (Dühren Palts?; Düren ten zuiden van Heidelberg, Kurpfalz?). 152) Düren, Dilis Putters, L, obligatie ten laste van Nicolas Clignet en Hendrik Schöller aldaar, 1775/1791. 153) Duren, Peter Hurkmans, L, 1805. 154) Duren, Jacob Kemps, L, schuld bij Schöller aldaar, 1792/1808. 155) Düren, Oberzier en Norvenich, Adriaan Moons+, L, 1792/1808. 156) Düren, Francis Moons, L, schuld bij Clignet aldaar, 1799. 157) Düren, H. Joosten en W. Slegers, van Lommel, reispassen, 1813; zie noot 42. 158) Lechenich, Petrus Dielis, uit Lommel, burger aldaar 8 mei 1771. Zie over die en andere teuten in Lechenich ook onder 3 van dit deel. 159) Lechenich, Cornelius Emundts, uit Nederweert, burger aldaar 30 jan. 1778 nadat hij daar van J. Schnorrenberg een huis gehuurd had. Zie ook onder Brakel; zie noot i78. 160) Lechenich, Peter van Gumbet, uit Hommel (= Lommel?), x Gertrudis Keils, burger aldaar 4 juni 1765; zie noot 68. 161) Lechenich, Johannes van Hauth, uit Nederweert, x Anna Gertrud Worrigens, burger aldaar 3 dec. 1781; zie noot 68. 162) Lechenich, Christian Joisten, uit Lommel, burger aldaar 16 sept. 1779; zie noot 68. 163) Lechenich, joannes van Kampen, ketellapper uit Lommel, burger aldaar 1 sept. 1774; zie noot 68. 164) Merkenich, Dilis Jansen+, Hendrik Maas en Jan M. Jansen, L, 1792/1808. 165) Linnich, P. van Kamp, van Lommel, 1813; zie noot 42. 166) Zülpich, H. Beysen, van Lommel, reispas, 1815; zie noot 42. 167) Bonn, Michiel Korsten (1662-1732), licentiaat in de medicijnen, geboortig van Eksel was in 1688 als student vanuit Eksel wederom met de ketelbeuters (int lest van juli) vertrocken naer Bonn, om er zijn grootoom te bezoeken. In 1690 ging hij in Leiden wonen om medicijnen te studeren en logeerde daar bij Van Velthoven, geboortig van Eksel, woonachtig in Leiden op de Hooigracht, coopman int gros van koper ende hebbende eenen seer schoonen winckel van alle seer ryck, alsoo lck geloove dat hy voor hondert duysent gulden het syn niet en soude gegeven hebben. Zijn medestudent Tielens, geboortig van Zonhoven, logeerde in Leiden bij Hendrik Bobaerdts in de Keizer. Die laatste, gehuwd met een vrouw van Kleine-Brogel, was eveneens van Eksel geboortig en koperslager van beroep, weliswaar niet zo rijk als Van Velthoven. Dit alles ook om aan te geven over welke mogelijkheden Kempenaars konden beschikken door toedoen van teuten, in het buitenland opererend of gevestigd. 168) Bonn, Jacob Jan Govers, Peter en Johan van der Zanden die aldaar overleed, L, 1775/1790. 169) Bonn, Johannes Heuvelmans, L, 1786. 170) Bonn, Jan Alen, L, overleed aldaar, 1794. 171) Bonn, Jan Alen, Dilis Putters, Anthony Verbeek, Anthony Ooms, Anthony Alen, L, 1800. 172) Bonn, Jacob en zoon Willem Govers, L, Jacob overleed aldaar, ca. 1789. 173) Bonn, Joannes van der Zande, L, overleed aldaar, 1792/1808. 174) Omgeving van Bonn, Thys Stalmans, van Overpelt, opereerde aldaar, 1620. 175) Land van Trier, Jacob Wouters, van de Voogdij Mol, vertoefde aldaar, 1746; zie noot 40. 176) Andernach, Johann Koppens, textielverkoper, uit Waalre, 1737, aangeduid als Langenberger, synoniem voor rondreizend handelaar. Zie over de Langenbergse handelaars deel VII. 177) Koblenz, Trier en Keulen, jonkman Matthias Thys (1656-1719), van Hamont, een rijke textielkoopman die in het Rijk opereerde, had eerst met Joost Blommen en Jan Alers van Hamont een compagnie gevormd, later met zijn oomzegger Jan Thys (1695-1724) van Hamont. Met die laatste had hij blijkens nagelaten rekeningen van 1720-1722 veel waren geleverd aan o.a. leden van het Maastrichtse kramersambacht en in het Rijk: Keulen (voerlui, wijn), Koblenz (Johan Diderich Geel/Guul/Geull in platea vulgo mulgas, Trier (Andries Diderichs), Homburg (Nicolaus Nicolaij), Nederengeysen en Overengeysen (Joannes Drall) in liet Land van Brunswijk... Er was enorm veel krediet verleend en hun zaken hadden het karakter van groothandel. Bij wie de textielwaren gehaald werden, is onbekend. Van M. Thys bleef een stenen grafkruis tegen de kerk van Hamont bewaard. 178) Kerpen (hertogdom Arenherg), Petronilla Leen, uit Brabant, aldaar gevestigd, begin 18de eeuw, overleden op 42-jarige leeftijd in 1720 en in de kerk begraven, gehuwd met J.B. Molders (+ 1746), questor van Kerpen. Bij de doop van hun zoon I,eopold (° 1713) waren de hertog en hertogin van Arenberg doopheffers''. 179) Hillesheim, Jan Engelen, L, 1789. 180) Hillesheim, Wouter Wouters, van de Voogdij Mol, vertoefde aldaar; zijn belangen gingen er over op zijn kleinzoon Jan Moers, 1757; zie noot 40. 181) Prüm, Willem van Hoof, L, woonde aldaar, trok in 1785 naar Blankenheim, overleed in 1808 in Priem (= Prüm). 182) Prüm, Hendrik Hanegreefs, L, 1792/1808. 183) In de Eiffel, Nicolaes Faber, van Meeuwen, als teut in de Eifel, 1702. 184) In Schönecken bij Prüm woonde herbergier Peter Hannegrefs; verwanten van zijn voorouders (uit Lommel?) zijn in de (9de eeuw vanuit Schönecken naar Amerika uitgeweken. 185) Jucken (in de Eifel?; er is in de tekst ook sprake van Blanckenstein), Antonius Flemmings+ (Vleminckx), x Francisca Brandts, van Overpelt, 1776. Uit het naburige Ettelbruck (L) kwam El. Soller, die huwde met Ant. Flemincxs, waarschijnlijk de zoon van hogergenoemde Antoon en Gertrude Louckens, die laatste overleed in 1763, waarna Antoon vermoedelijk hertrouwde met Fr. Brandts. 186) Cochem, Peter Elen, L, woonde aldaar, 1771. 187) Cochem, Andries Dierckx, van Balen, 1683; zie noot 40. 188) Cochem, Jacob Kovens (= Govers), Brabant, 1783. Zie ook onder 3.6 van dit deel. 189) Ikyllburg, Hendrik Mannaerts, L, 1792. 190) Pieckelsheim (= Pickliessem nabij Bitburg?), Rudolf Michiels, van Balen, 1694. 191) Trier, Willem en Jan Vreys, van Balen, ca. 1720 192) Trier, Maes Adriaens, van Pelt, aldaar vermeld, 1612; zie noot 53. 193) Trier (stad), Andries Janssen, zoon van Peter, koopman aldaar, van Hechtel, 1692 (zie 10.2) 194) Trier, Hubertus Lanser x Maria Elisabeth Jansen en Petrus Jansen de Rovius (Rovers?), kinderen van Andreas, van Hechtel, 1696 (zie 11.2) 195) Mertrig (= Merzig?), Leonard Witters, inwoner aldaar, van Hechtel, 1678. 1) Borken, ketellapper Lemmen Truyens, van Overpelt, had ketels gekocht bij Eng. Engels, koperslager in Borken (Westfalen), 1627; de broer van die laatste, Philips Engels, koperslager in Munster, kwam de schuld later bij de weduwe vorderen 2) Wesel, Anna Joachims, wed. v. Mathijs Koperslagers, van Sint-Huibrechts-Lille, 1600; Peter Wilmss alias Aerts opde Colis, van Neerpelt, had aldaar een huis en goederen nagelaten, 1614. 3) Wesel, Tonis Houben, van Overpelt, had schuld bij koperslager Jan Cockers aldaar, 1693. 4) Wesel, Cornelis Loeffs, van Leende, kocht 150 pond ketels van Jan Thijsen, koopman aldaar, 1646. 5) Wesel, Jan Nellen, L, knecht in een koperteutencompagnie, soldaat in Wesel, ca. 1728. 6) Bochum, compagnie van Sint-Huibrechts-Lille, werkzaam aldaar, 1788. Zie V. 8. 7) Essen, Reym Hoirs, 21 jaar, van Leende, schuld bij meester jan Gerlinckhuysen, koopman in koper aldaar, 1664; zie noot 83. 8) Hattingen (Bergisches Land), Jan Lemmers, van Overpelt, en zijn oom Joost Voets, aldaar vermeld, 1642; zie noot 43. 9) Langenberg, Marten Berben, van Overpelt, schuld van 60 patakon bij linnenkoopman Rutger Haechtmann aldaar, 1714. Zie over de Langenbergse textielhandelaars ook deel VII. 10) Langst-Kaiserswerth, Simon Hanegreefs, van Lommel, reispas, 1817; zie noot 42. 11) Langst-Kaiserswerth, Guillaume Koppens, van Lommel, reispas, 1813; zie noot 42. 12) Kaiserswerth (nabij Düsseldorf), Hendrik Huysmans, L, 1772 13) Kaiserswerth, Hendrik van de Craan, L, 1776. 14) Düsseldorf, Jan Crijns, van Kaulille, aldaar gevestigd, 1644. 15) Düsseldorf, Wouter Fransen, L, schuld bij Carstagne, koopman aldaar, 1801. 16) Linteloor (= Lindlar) in het ambt (Ober)steinbach (Berg), Godefridus P. Hesemans, L, 1781. 17) Kürten, Godfr. Hesemans, koperhandelaar uit Lommel, huwde aldaar tegen het einde van de 14de eeuw. Zie onder 6 van dit deel. 18) Bensberg, Godefridus Coppens, L, testament 1783. 19) (Stadt) Blankenberg, Adriaen Noits, Simon Sluymers, Nicolaes Tieskens en zijn zoon Aert, van Overpelt, stelden een contract op inzake het snijden van beesten in het ambt Blankenberg (Bergisches Land), 1656. 20) Uckerath in het Keulse, Mateus Vrancken alias Francken, L, 1780 en later. 21) Niederpleis bij Bonn, Johann Nolens, van Overpelt, opereerde waarschijnlijk aldaar, omstreeks 1613; Margriet Nelis alias Stalmans, van Overpelt, woonde daar; getuigen bij een notaris in het naburige Siegburg in 1614 waren: Dhaem Swaertendael, zijdekramer aldaar, Arent Koets van Overpelt, Johan Nolens, Theys Stalmans; getuigen bij het testament van Anthonius Stalmans, vader van Margriet, opgemaakt door de pastoor van Niederpleis in 1620: Arent Noits, Willem Reynaers en Peter Offermans. 22) Bad Honnef, immigratie in het derde kwart van de 18de eeuw van drie Nederweertenaars: Lambert (° 1727), Peter (° 1732) en Matthias (° ca. 1749) Jansen (Swurtiens). Lambert, zoon van Johannes Swurtiens alias Jansen en Gertrud Koch, stond bij zijn overlijden in Honnef in 1780 als mercator van beroep aangegeven. Hij was in die stad aan de Sieg in 1753 gehuwd met de rijke weduwe Margaretha Wessel, van wie hij vijf kinderen had. Hij liet een nog bestaande stichting voor de school en de kerk van Honnef na door de schenking van acht aanzienlijke stukken grond. Lambert was in 1771 met Maria Oedingen in Honnef gehuwd. Als kapelmeester had hij voor de restauratie van de Sint-Martenskapel een belangrijke som verzameld. In zijn overlijdensakte van 1804 stond hij als proprietarius gekwalificeerd. Hij liet acht kinderen na. Matthias was de zoon valt een zekere Michael. Ik neem van hem aan dat hij eveneens uit Nederweert kwam. Hij huwde in Honnef in 1768 met A.M. Servos en werd vader van zes zonen, van wie één als vierjarige in de Rijn verdronk, en stierf zelf op 35-jarige leeftijd. De eerste twee waren naar alle waarschijnlijkheid broers, de derde hun oomzegger, Onder hun nakomelingen in Honnef treffen we onder meer wijnbouwers en schippers aan. 23) Bad Honnef, immigratie van twee broers, eveneens uit Nederweert: Anton (1741-1815) en Wilhelm (1744-1800) Verborgh, de jongste zonen van een gezin van zes kinderen. De laatste huwde in Honnef in 1776 met Adelheid Bröhl en liet geen kinderen na, de eerste was in die stad driemaal gehuwd en had een kroost van 13 kinderen, van wie de jongste steenhouwer was. De eerste vrouw met wie hij in 1771 in Honnef trouwde, was Maria Adelheid Tillmann, naar de naam te oordelen ook van Nederweertse afkomst. Anton staat ginder als wijngaardenier opgetekend, een kostwinning die hij in deze Rijnstreek gevonden heeft, want in 1755 vind ik hem als keteldrager en burger in Schwerin (zie V.7. l). Zijn broer is hem wellicht gevolgd. De afstammelingen van Anton bleven katholiek, op één latere tak na die door huwelijk evangelisch werd. 1) Leer in Ostfriesland (Nedersaksen), meester Leendert Vaes van Eksel, 1719. 2) Ostfriesland, Jan Jannis van Wijchmaal en Jan Snijders Henricx, om ketels, kranen e.d. in 1689 te verkopen. 3) Bawinkel in het graafschap Lingen, Hendrick Steynmans alias Jongebloot, voogd van dit dorpje, 1631. Hij was gehuwd met Helena Fiers, dochter van Reiner. Hun zoon, meester Adolf, was burger van de stad Meppen in het bisdom Osnabrück en hun dochter Elisabeth gehuwd met Abel Vincken, hellebaardier en busmaker van de aartshertogen Albrecht (+ 1621) en Isabella. De zaak hield verband met de verdeling van het goed Fiers in het Eksels gehucht De Winner. Reiner Fiers was geboortig van Eksel, mogelijk ook zijn dochter Helena. Ook de naam Steenmans zou uit de Kempen kunnen komen. 4) Brandlecht, Jacques Tasset, ° Overpelt ca. 1770, lubber-landbouwer, vermeld als lubber in het eerste decennium van de l9de eeuw, overleden aldaar in 1821; Christiaen Tasset (° 1775) van Overpelt verbleef ca. 1843 in St. Jod (Hannover); zie noot 50. 5) Tecklenburg, Rheda en Sassenberg, Aert Tiskens, van Overpelt, had als beestensnijder in het graafschap Tecklenburg, de heerlijkheid Rheda en het ambt Sassenberg geopereerd; zijn zwager Guilliaem Ghysen kocht die streken voor zijn handel over, 1668. 6) Schledehausen, Diepholz, Fürstenau, Vörden, Bremen, Warendorf, Osnabrück en Aken, Duitstalig teutencontract in Schledehausen (ten oosten van Osnabrück), 27 maart 1721. Voor de notaris van Schledehausen verschenen de Kesselfführere aus Braband Laurent Balte Lauckens met zijn zoon enerzijds en Joannes Daris anderzijds, belde partijen afkomstig van Achel in het Land van Luik. Zij gaven te kennen dat zij bishero das Kesselführerambt als getreu mit Brüdere und Collegae mit Participirung, Schaden und Kösten societätmässig hingeführt hadden, maar nu uit elkaar gingen. Hun compagnie had verder bestaan uit Peter Rasens en Henrick Kock, eveneens "Brabantse" ketelhandelaars. Er werd vastgesteld dat, na aftrek van allerlei kosten, bijvoorbeeld van de leerjaren, nog 1.200 Rijksdaalder aan baar geld over was, dat de twee partijen onder elkaar verdeelden. Daris beloofde de zoon van Lauckens in die Lehre ohnentgeltlich zu nehmen, auch bey zuehrender Lehr mit aller Nohtdurft als Kost, Kleider, Linnen und Wülle ohne Praetension einiger Entgeltung zu versorgen, auch jährlich einen unter den Kesselführeren gebrauchlichen guten Tranck Pfennig zu reichen und selbigen um Jacobi 1721 ohne einzige Entgeltung wie die Nahmen haben mag, mit in die Frembde zu nehmen. Daris moest na afloop van de vier leerjaren de zoon van Lauckens in zijn compagnie laten treden, ja, wan er auch so dan noch nicht capable wäre als er Daris selbsten, soll darum aus der Societät nicht geschlossen werden, es wäre dann aus erheblichen Ursachen als Treulosigkeit, Unterschlag oder so er etwas im Handel straffbahres und dem so dan antrettenden Commercie oder Societät notanter zu wieder und straffbahr wäre, erweislich verübet hätte. Daris beloofde ook geen andere dan één van de twee zonen van Lauckens in zijn compagnie op te nemen, op straffe van een boete van 200 Rijksdaalder aan de Armen van Osnabrück te betalen. Daris dreef handel in het graafschap Diepholz, in het ambt Fürstenau (ten oosten van Lingen) en in Vörden (boven Osnabrück), en zou nog de schulden betalen in Aken, Bremen en Warendorf. In een andere overeenkomst van dezelfde dag ging Daris ten behoeve van de weduwe S. Beyvoets akkoord haar zoon mee in de compagnie te laten treden. Acht jaar later, op 9 november 1729, was Joannes Daris opnieuw voor een notaris van Osnabrück verschenen, samen met Balthasar Lauckens van Achel en Frans Rossens van Leende, gevolmachtigde van Wilhelm Kox die wegens zaken vertrokken was. Die keteldragerscompagnie ging eveneens in vriendschap uit elkaar en moest een som van 1.398 Rijksdaalder verdelen. Daris dreef handel in koper en ijzer in liet bisdom Osnabrück en in het graafschap Diepholz. Als getuigen bij die akte traden Antony Buyvoets en Ludovicus Waegenars op. 6) Osnabrück, Jan van Recum (1684-1753), van Budel, huwde in 1737 met Anna Catharina Rottendorff uit Warendorf, naar ik vermoed een textielteut. Zijn zoon Peter werd in Osnabrück geboren in 1738 en bracht het tot fiscaal en notaris in het naburige ambt Wittlage en tot politiecommissaris van Bad Essen, waar hij in 1818 stierf. Zie 11.3, inleiding. Merk op dat de Westfaalse Tödden hun textielwaren uit Warendorf betrokken. 7) Riemsloh en Osnabrück, Henricus Engelen, lubber uit Leende, overleden in 1798 in Riemsloh in het Land van Osnabrück, waar hij jaarlijks naartoe reisde en veel verblijf hield; Hendrik Maas uit Valkenswaard ging er de nalatenschap regelen. Henricus Engelen had in 1790 aan de Sint-Catharina- en Barbaraschuttersgilde van Leende een koningsschild met volgende inscriptie geschonken: Hendrik Engelen Zoekt geluk in het Land van Osnabruk daar gaat hy snyd(en) paart en zwyn nu ziet men hem hier koning zyn. 8) Ravensberg, Mark, Herford en Bielefeld, Arend Johan von Pelte, ook von Velte geschreven, en de broers Freyss (= Vreis) en Günter die Holle, alledrie uit Leende in de Meierij van `s-Hertogenbosch, richtten in 1696 een verzoek tot keurvorst Frederik III (1688-1713) van Brandenburg, om in de graafschappen Mark en Ravensberg met koperen potten en pannen rond te trekken. Zij waren daar al verscheidene jaren rondgetrokken, maar dit werd hen door de rentmeester valt Hamm verboden, omdat ze geen paspoort van de keurvorst bij zich droegen. Hun vroegere kameraden zouden zulk document wel in bezit hebben en ook de drie Leendenaars wilden erover beschikken om aan de rentmeester te laten zien, opdat zij, hun kinderen en hun knechten in die graafschappen van huis tot huis handel zouden kunnen drijven. Zij rekenden erop, omdat het de vorst invoerrechten en concessiegeld opleverde en zij nooit iemand gehinderd hadden. De keurvorst stond dit op 23 juni 1696 in Cölln aan de Spree (nabij Bautzen) toe, de raad in Kleef op 10 augustus van dat jaar. Een Dirck Geerit Hollen van Leende was in Herford (Ravensberg, onder Brandenburg) in 1691 overleden, had in dit gebied ketelhandel gedreven en schulden nagelaten in Aken (bij meester-koperslager Duppengieter) en Wesel, en had nog 300 pond schrooyen (afval) liggen in Bielefeld. 9) Lage tussen Bielefeld en Detmold, Lambreght Gaarnans van Eksel, in de Stadt Laege, ca. 1730. 10) Sticht Münster, Jan en Peter Alen en Peter Dilis Teuwens, L, 1685/1707. 11) Land van Münster, Jacob Jan Maas (°ca 1695) en zijn broers Wouter Jan (°1708) en Adriaan Jan (°1689), uit Leende, vaak op reis aldaar, in compagnie met Marcel en Willem Hollen, handelden in ketels, koper- en ijzerwaar, 1736; Wouter Jan had in 1729 een vrijgeleidebrief gevraagd om met paard en wagen naar Keulen en Münster te rijden en er ketels en vaatwerk te halen. 12) Brakel, Henrich Stalls van Breda (uit liet Land van Luik), burger aldaar 1688. 13) Brakel, Matthias Krox (Crux, Crocx), ° 1655 in Bree als zoon van Anthonius, met dochter, burger aldaar 1689, voordien daar gehuwd niet Anna Katharina Noltemeyer, hun zoon werd priester. Ook zusters en twee broers van Matthias vindt men in Brakel terug: Johannes (° 1653) en Leonhardt (° 1658), die laatste burger aldaar in 1689, x Katharina Kersting in 1690, d.v. de toenmalige burgemeester van Brakel. Hij bereikte een leeftijd van 77 jaar en werd de stamvader van alle heden nog levende leden van de stam Crux. De drie broers huwden allen met dochters uit ingezeten Brakelse families. Leonhardt werd consul (burgemeester) van Brakel en stichtte in 1698 met zijn broer Matthias de bewaard gebleven tinnen beker van de gemeentelijke schuttersgilde. Johannes (° 1703), de zoon van Johannes, eveneens burgemeester van Brakel, verloor zijn twee kinderen zeer jong en richtte daarop in 1739 de mooie boskapel van Riesel (bij Brakel) in vakwerk op, die hij aan 0.-L.-V.-Visitatie toewijdde. Het opschrift luidt er: "Dieses Heilgtum weihen Dir o'Jungfrau, die uten genannten. Sei ihnen eine wohlwollende Königin und Helferin. Johannes Crux, Consul und Eva Gertrud Becker aus Dringenberg, Eheleute. Johannes overleefde zijn drie opeenvolgende echtgenotes en stichtte daarop in 1768 de zijaltaren in de kerk van Sint-Michael in Brakel. 14) Brakel, Wilhelm Scheven, uit Beek bij Bree, burger aldaar 1703. 15) Brakel, Peter Rentzen, ° Grote-Brogel, burger aldaar 1707. 16) Brakel, Peter Houben, ° Meeuwen , burger aldaar 1707, niet vrouw en kinderen, ingeweken voor 1704. 17) Brakel, Joannes Reiners, uit Grote-Brogel, burger aldaar 1710. 18) Brakel, Mathiass Hanssen, uit Ellikom (Peer), burger aldaar 1712. 19) Brakel, Joannes Josten, uit Neeroeteren, burger aldaar 1719. 20) Brakel, Wilmen Ronckens, uit Neyher (Neer) in het graafschap Horn, burger aldaar in 1739. 21) Brakel, Peter Leisten, van Bergeijk, burger aldaar in 1739. 22) Brakel, Anton Dames, van Bergeijk, burger aldaar in 1742. 23) Brakel, Bartholomaeus von der Forst, uit Hoogeloon, gehuwd met Amalia Schlick uit Neuhaus, met twee zonen Nicolaus en Johannes, burger aldaar in 1747. 24) Brakel, Matthias Berendes, uit Nederweert, met vrouw, burger aldaar in 1753. 25) Brakel, Matthias Quicken, uit Buggenum, burger aldaar in 1753. 26) Brakel, Henrich Stolte, uit Weert, burger in 1795. 27) Brakel (ten oosten van Paderborn), de 18-jarige Cornelis Eemonts (zie ook onder Lechenich) en de 40-jarige Johannes Thys, beiden van Nederweert, reispas voor Brakel wegens zaken, 1773. Zie V.3.1. 28) Iserlohn, Peter Moons, L, ca. 1801. 29) Ohle (Sauerland), Aert der Smet, van Kaulille, heeft aldaar geambuleerd, 1615. 30) Schönholthausen (Westfalen), Joannes Bern. Kerckhofs, aldaar geboren ca. 1746, kleermaker in Overpelt, 1824; zie noot 50. 31) Westfalen, Jacob Claesens, van Overpelt, woonde aldaar, 1698. 32) Westfalen, de zevenkoppige compagnie van Goort Willem van Engelen, Wouter Hollen, Goort Wouter Vervossen, Peeter Hollen, Willem Jan Engelen, Jan Jan Engelen jr. en Goort Aert van Engelen, inwoners van Leende en Heeze, handelde in Westfalen in varkens, mensenhaar, taf- en lakenstoffen, 1713; de eerste trad uit de compagnie, ontving van de anderen 1.000 Rijksdaalder en kreeg de verzekering dat de compagnie niet in het sticht Minster zou werken (waar Goort allicht zou opereren). 1) Leimeiden (Z.-H.), Maerten Leen, ca. 70 jaar oud, aldaar woonachtig, van Hechtel-Eksel, 1582 (36:189v). 2) Tiel (Geld.), Simoen Moens, koperslager aldaar, van Eksel, 1592 (37:149r-v). 3) Middelburg (Zeeland), Thomas Cryns, woonachtig aldaar, van Hechtel, 1609 (38:180); zijn zoon Hendryck Thomas (° Neerpelt) werd aldaar in 1611 vermeld en zijn vrouw overleed er ca. 1594 (38:180, 198v-199). 4) Wijk bij Duurstede (Utrecht), Meus Jans, van Kaulille, 1605 (38:105). 5) Leimeiden (Z.-H.), Claes Martens+, woonachtig aldaar, van Eksel, 1609(38:157v). 6) Brielle (Z.-H.), Jan Henrycx Cleys, woonachtig aldaar, van Hechtel, 1609 (38:164v). 7) Friesland, Henryck Clercx, woonachtig aldaar, van Eksel, 1610 (38:170v). 8) Friesland, Alken Lenarts alias Van Vlasmaer x Salvius Nicolai, woonachtig aldaar, van Eksel, 1614 (38:273v). 9) Berchen (= Berghem in N.-Br.), kwartier Maasland, Jan, zoon van Corstiaen Gysberts, van Hechtel, 1620 (39:183). 10) Leeuwarden (Fr.), Lysbet Lenerts alias Vlasmer x Mathys Harnings, woonachtig aldaar, van Eksel, 1626 (40:2r-v). 11) Friesland, Mattheus Lois en jan Gielen, dreven handel aldaar, van Hechtel-Eksel, 1626 (40:26v). 12) Purmerend (N.-H.), Lenart Hendricks (= Broeckmans alias Hermens), koperslager aldaar, van Eksel, 1632 (40:366v-367). 13) Haarlem (N.-H.), Cornelis Jansen alias Lois, koperslager aldaar, van Hechtel-Eksel, 1628 (40:101v-102v). 14) Uithuizen (Gr.), Dierick Corsten alias Aertzen, woonachtig aldaar, zoon van Ardt Francken, van Eksel, 1629 (40:174r-v). 15) Monnickendam (N.-H.), Hendrick Hendricks, kramer van Eksel, 1630 (40:198r-v). 16) Haarlem (N.-H.), Jan Jansen, van Eksel, schuld van 750 gulden bij koperslager Cornelis Jansen aldaar, 1627 (40:266v-267). 17) Etten, Land van Breda (N.-Br.), Peter Gerit Huysmans zoon, van Hechtel, 1639 (41:190). 18) Oss (N.-Br.), Jan Peters Matthysen x Catharina Zeps, van Hechtel, 1639 (41:194-195). 19) Mijdrecht (Utr.), Peter Jans Stapperts, woonachtig aldaar, ketelboeter van Hechtel-Eksel, broer van Cornelis die in Aken(?) woonde, 1640 (41:280). 20) Mill (N.-Br.), Aelke Lenaerts alias Voets, woonachtig aldaar, van Hechtel(41:292v-293). 21) Appingedam (Gr.), Johan Peeters en zijn broer Heyn, zonen van Peter Willems, 1640 (41:339v-340); de broers Jan, Heyn en Jacob Peters, burgers aldaar, gaven volmacht aan Aert Peters alias Wellens en Mathys Peters, woonachtig in Hechtel, 1647 (42:129v). 22) Nieuwveen (Z.-H.), Bartholomeus Meus, kramer aldaar, van Eksel, 1643 (41:361). 23) Groningen (stad), Reiner Cornelis alias Cremers, Snickevaerder en burger aldaar, gaf volmacht aan Hendrick Celen van Kleine-Brogel, 1644 (42:18r-v). 24) Leiden (Z.-H.), jonkman Peter Reiners(en), woonachtig aldaar, voordien in Benthuizen, van Eksel, verscheen voor een notaris in Leiden in aanwezigheid van Symen Peters alias Erlingen en Matheus Henricx alias Beerts, twee ketelboeters van Eksel, 1647 (42:8); in dat jaar ook in Enkhuizen (N.-H.) vermeld (42:81v). 25) Groningen, Henrick Gysen, van Eksel, bekende de ontvangst van 500 Carolusgulden, 1647 (42:126). 26) Purmerend (N.-H.), Thys Jans Grieten, van Eksel, 1648; zijn zuster Lysbeth woonde in Zeeland (42:108r-v). 27) Leeuwarden (Fr.), jan Willems, koperslager aldaar, van Eksel, bekende schuld van 200 Carolusgulden van koperwerk aan Symon Henrickx, koperslager in Voornis of Voorms, 1648 (42:111, 218). 28) Muiden (N.-H.), Peter Cupers en Aert Claesen, woonachtig aldaar, van Eksel, 1651 (42:163v-166). 29) Amsterdam (N.-H.), Willem Lenarts alias Hessen, van Eksel, had wollen lakens e.d. gekocht bij Jan de Mits (ook Jan Mels), lakenkoopman van Amsterdam, onder meer voor 920 en 670 gulden Hollands. Jan Theunissen alias Symens van Eksel was bij die handel als borg opgetreden. Er was bij de schuldvordering ook sprake van Robert de Vicqz, koopman van Amsterdam, van de 32-jarige Peter Witters en de 23-jarige Jan Lenarts jr., twee (Ekselse) dekenverkopers in Amsterdam, 1654-1662. In een notariële akte van 1661 traden de Ekselaars Theunis Hessen, Cors en Jan Neelkens in die stad als getuigen op (LS 4); Wed. Jan Anthonis Symons van Eksel werd in 1684 voor het gerecht gedaagd door Tilman Joesten, lakenkoopman van Geldrop (N.-Br.), voor schuld van haar man van vele honderden gulden van wollen en linnen lakenstoffen. Die schuld dateerde van 1664. Volgens een mondelinge overeenkomst had Jan met wol, afkomstig uit Lommel, mogen betalen. De oorlogsomstandigheden in Luik en in de Meierij hadden roet in het eten gegooid (LS 6). 30) Amsterdam (N.-H.), Huybrecht Petersen, koperslager van Hechtel, 1657 (43:4). 31) Leiden (Z.-H.), Peter Stoffels, van Hechtel, 1657 (43:6). 32) Rotterdam (Z.-H.), Jan Lenarts vanden Broeck, koperslager, burger aldaar, van Hechtel-Eksel, 1658 (43:16r-v). 33) Middelburg (Zeeland), Catlyn, dochter van Henrick Smolders van Hechtel, woonachtig aldaar, 1658 (43:23). 34) Purmerend en Wormer (N.-H.), Anna Lens van Eksel en Peter Werver, haar oom, woonachtig aldaar, 1659 (43:44). 35) Harlingen (Fr.), Simon Jansen Berchmans, woonachtig aldaar, van Eksel of Overpelt, 1663 (43221). 36) Leiden (Z.-H.), Peter Jansen Sweenen, dekenkramer, 185 gulden schuld bij een dekendrapenier aldaar, van Hechtel-Eksel, 1607 (44:27v-28v). 37) Friesland, Leen, zoon van Jan Gerarts, overleden aldaar, 1669 (44:107). 38) Zaandam en (Nieuwe) Zijp (N.-H.), Henryck Jansen Grieten, woonachtig in Zijp, en Jan Janssen, woonachtig in Zaandam, zonen van jan Thyssen Grieten+, van Eksel, 1669 (44:193v-194v). 39) Amsterdam (N.-H.), Elisabeth Mattheus, echtgenote van Peter Matteus, lakenkoper in de Zeelantierstraat aldaar, van Hechtel-Eksel, 1671 (44:237). 40) Dordrecht (Z.-H.), Jan Symons (x Engel Hessen) van Eksel, schuld van 755 gulden bij Smaerts Van Goedenhoven, lakenkoopman in de stad Dordt, 1676-1679 (LS 5); weduwe Jan Symons voerde proces met Tieleman Joosten, koopman in Geldrop (N.-Br.), 1684 (46:15). 41) Kralingen (Z.-H.), Dirick Peters Fiemen x Catharina Huberts van Herck, woonachtig aldaar, van Eksel, schuld van gekocht laken, kousen, stoffen en andere winkelwaar bij Peter Jans Pelt+, lakenkoopman in Rotterdam, 1681. Erfgenamen van die bekende handelaar Pelt van Kempense afkomst waren: Hubert en Gisbert Jans Pelt, dominee Johannes Texelius x Elisabeth Pelt, en Johannes Pelt, z.v. Lendert Jans Pelt (45:175-176; 46:535). 42) Oss (N.-Br.), Peeter, Jan en Jenneke Peeters, kinderen van Peeter Lenaerts+, van Hechtel, 1685 (46:157). 43) Baillage et privosté de Mondidis, Bourg de Sainct Jus, Leonard en George Tillens, twee broers uit Eksel, in dienst van markies de Morllncourt, heer van Pluvial, 1684 (46:499). 44) Trier (stad), Andries Janssen, zoon van Peter, koopman aldaar, van Hechtel, 1692 (47:32-34). 45) Leerdam (Z.-H.), Catharina Sluers, dochter van Thonis, woonachtig aldaar, van Eksel, volmacht aan Hendrick Symons, 1692 (47:46-47). 46) Rinsumageest (Fr.), Gerit Gerits, ketelboeter aldaar, van Eksel, volmacht aan koopman Gerit Jansen Fijen van Kleine-Brogel, sprake van koperslager Thomas Bartholomeus van Didden in Leeuwarden, 1694 (47:155-156). 47) Nieuwerkerk (aan de IJssel) (Z.-H.), Hendrick Paulus Smekens, van Eksel, volmacht aan Hendrick Linensen van Neerpelt, obligatie ten behoeve van Gysbert Pelt, koopman in Rotterdam, 1692 (47:158-162). 48) Trier, Hubertus Lanser x Maria Elisabeth Jansen en Petrus Jansen de Rovius (Rovers?), kinderen van Andreas, van Hechtel, 1696 (47:263-264). 49) Herbipolis (Würzburg), Joannes Clerxs x Elisabeth, van Hechtel, getuigen: Aert Stynen van Eksel en Hendrick Pelenders, 1696 (47:279-281). 50) Amsterdam, Peter Petersen Fiemen, van Eksel, begaf zich voor de derde maal in dienst als matroos: de eerste maal met Mindert de Boer van Enkhuizen, daartoe verleid door een man van Pelt, 91 maanden lang onder meer in Engeland; de tweede maal met een kapitein van Amsterdam, onder meer in Spanje en het Middellandse zeegebied; de derde maal nadat hij pas gehuwd was, 1696 (47:340341). 51) Akenbrug in het Rijk, Johanna Kenens van de Grote Hof, van Eksel, volmacht aan haar broer Jacob en haar neef Adrian Claesens alias Tieskens, 1699 (47:463-464). 52) Groningen, Michel Clasen, woonachtig aldaar, van Eksel, 1699 (Akte bij Notaris Bourgeois van Eksel). 53) Hamburg en omgeving, Klaes Korstiaens en Hendrick Rutten van Eksel hadden daar genegotieerd in koper ende ketelen. In 1709 waren ze van elkaar gescheiden en voor een notaris in Hamburg en in aanwezigheid van Johan van Eschwyler en Johan Jacob van Eschwyler, vermaerde cooplieden ende banquier alhier tot Hambourgh, had Rutten een schuld van niet minder dan 100 Rijksdaalder bekend tegenover zijn vroegere compagnon. Goederen in Eksel werden hiervoor in onderpand gezet (48:483). 54) Erlenbach bij Ballenberg (Baden-Württemberg), Christianus Hennegriff, van Hechtel, ca. 1712 (zie deel III). 55) Rinsumageest (Fr.), Peter Moens, woonachtig aldaar, van Eksel, 1715 (48:637638). 56) Holland, kinderen van Jan Rosen, wed. van Margaretha Willems, woonachtig aldaar, van Hechtel-Eksel, 1717 (49:9). 57) Holland, jan Goormans of zijn kinderen, woonachtig aldaar, van Hechtel-Eksel, 1731 (50:282). 58) Maagdenburg, Gerard Ooms, van Hechtel, 1737 (zie deel V) 59) Reen in West-Friesland (N.-H.), Daniel Gormans, zoon van Jan, van Hechtel-Eksel, 1738 (50:620).