Aanvankelijk concentreerde ik me op de traditionele emigratielanden van onze familie. Toen ik me verdiepte in de historie van de 'teuten' en realiseerde dat de teuten behalve naar Holland ook trokken naar het Rijnland, de Elzas, Noord-Duitsland en zelfs Denemarken was mijn nieuwsgierigheid gewekt.
Misschien moest ik het wel dichter bij huis zoeken en is Henrieke Buijvoets niet ons enige familielid in Duitsland.
Tom Bijvoet, november 2004
Als onze voorouders zich in Noord-Holland, Friesland en Twente vestigden, voorwaar drie of vier eeuwen geleden vèr buitenland voor Kempense Limburgers, dan kan een vestiging in wat tegenwoordig Duitsland heet niet uitgesloten worden. Zeker niet, omdat het onderscheid tussen 'de Nederlanden' en 'Duitsland' vierhonderd jaar geleden op staatkundig, taalkundig en cultureel gebied veel minder rigide en vastomlijnd was dan nu. |
Beifuss, Beifuß, Beyfus ...
Achternamen in ons bekende vormen kwam ik, met uitzondering van enkele ons bekende familieleden die om diverse redenen een tijdlang in Duitsland verbleven, niet tegen. Maar dat is ook niet waarschijnlijk. Aannemelijker is dat als op enig moment in een verder verleden een Bijvoet zich in Duitsland heeft gevestigd, deze zijn naam heeft verduitst. En dan ligt natuurlijk niets meer voor de hand dan de simpele vertaling van de naam Bijvoet naar het fonologisch nauw verwante Beifuß, een in Duitsland, met zijn veel dieper in de cultuur gewortelde voorkeur voor homeopathie en natuurgeneeswijzen, bovendien veel populairder plantje dan in Nederland.
Ik begon dus op Internet te zoeken naar mensen met de naam Beifuß. Tot mijn verbazing ontdekte ik dat dit zeker geen onbekende naam is in Duitsland. In het telefoonboek vond ik er een stuk of driehonderd. Net als bij ons waren er diverse spellingsvarianten.
En waar wij een discussie voeren over ij versus y, kan die in Duitsland gaan over ss versus ß. De Beifussen en Beifußen staan door elkaar in het telefoonboek.
Beifuss sehr gűnstig =>
Mijn opsomming is vast niet volledig, maar ik ben in ieder geval in de gecombineerde moderne en historische bronnen de volgende spellingen tegengekomen:
Baifus, Bayfus, Beifuess, Beifus, Beifuss, Beifuß, Beifusz, Bejfus, Bejfuss, Bejfuß, Beyfus, Beyfuss, Beyfuß en Biefuss.
Daarnaast vond ik nog de volgende varianten waarbij ik niet met zekerheid durf te zeggen, maar wel vermoed, dat dit verwante vormen zijn: Bafus, Beefus, Befus en Bifus.
De mooiste vorm die ik tegenkwam is ongetwijfeld Бейфус, maar ik loop op de zaken vooruit.
(Voor de overzichtelijkheid gebruik ik in de rest van dit artikel de naam 'Beifus' als ik de familie in generieke zin bedoel, voor specifieke met name genoemde individuen of familietakken gebruik ik de exacte spelling zoals de bron die aangeeft.)
Ik constateerde in ieder geval dat ik me veel meer op de hals gehaald had dan ik oorspronkelijk vermoedde en misschien ook wel hoopte. We hebben nog jaren, zo niet decennia, voor de boeg met ons werk in Nederland en België, zonder ons ook nog eens te moeten bekommeren over de geschiedschrijving van een minstens even grote familie aan gene zijde van de oostgrens. En ik kon toen nog niet bevroeden dat het nog veel erger zou worden. Ik hoopte dus enerzijds dat enig familieverband onomstotelijk afgewezen zou kunnen worden, anderzijds leek het me ook erg spannend om het zonder twijfel interessante verhaal te horen van de vestiging van Bijvoeten in Duitsland.
Ik ging dus door met mijn onderzoek en besloot eerst maar eens een globale inventarisatie te maken van de huidige en historische aanwezigheid van Beifusen in Duitsland. Voordat ik wat dieper op de resultaten daarvan in ga zal ik eerst kort toelichten hoe ik de aannemelijkheid van een familierelatie zou willen proberen vast te stellen.
Familie of niet?
Het mooiste zou natuurlijk zijn als we ergens in een bron, in Duitsland, België of Nederland, een niet te weerleggen bewijs voor een famileverband zouden vinden. Iets in de trant van:
Heinrich Wilhelm Maria Beifuss, Geboren 14. 2. 1622, Neerpelt, Belgien, Gestorben 28. 11. 1694, Koblenz, Rheinland.
Maar bij gebrek aan dergelijke harde bewijzen zou ik op de uitkijk zijn voor een viertal factoren:
- Vestigingsplaats: ligt de woonplaats in een gebied waar de teuten handel gevoerd hebben?
- Religie: is de Beifus in kwestie Rooms-Katholiek?
- Voornamen: komen veel gebruikte, eventueel verduitste, voornamen ook in de ons bekende familietakken veel voor?
- Beroepen: voeren de Beifusen typische teutenberoepen?
Naarmate meer van de bovenstaande vragen met 'ja' beantwoord kunnen worden, wordt het bestaan van een familieband aannemelijker. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat het ontbreken van die factoren een bewijs zouden zijn voor het ontbreken van een dergelijke band. Individuen in latere generaties zijn doorverhuisd. Er hebben bekeringen tot andere geloofsovertuigingen plaatsgevonden, namen veranderen in de loop der eeuwen en zo ook familieberoepen. Op basis van bovenstaande zachte criteria zou ik immers het gros van de huidige verenigingsleden moeten diskwalificeren.
Evenmin kan zonder verder bewijs een score van 100% op bovenstaande vragen beschouwd worden als afdoend bewijs voor een band. Niettemin biedt een dergelijke toets in ieder geval een indicatie van de aannemelijkheid van een relatie en derhalve de zin van verder onderzoek.
Koperslager, een typisch Teutenberoep
Als laatste zou het natuurlijk aardig zijn om bij een gebrek van 'harde' bewijzen voor een herkomst uit de Limburgse Kempen een 'zachte' aanwijzing, zoals een familielegende die vertelt van een voorvader die uit de Niederlanden zou zijn gekomen, uitermate welkom zijn.
Waar de Beifusen wonen
Ik vond in de verschillende door mij geraadpleegde bronnen zoveel Beifusen dat ik snel het spoor bijster was en behoefte had aan structurering. Na wat experimenteren besloot ik dat met behulp van een kaart van Duitsland aan te pakken. De kaart met de ingetekende resultaten is hieronder weergegeven.
De voornaamste concentraties zijn:
- Beifusen in het Noordwesten van Nedersaksen, geconcentreerd rond de plaatsen Aurich, Friesoythe en Lorup.
- Beifussen in Noordrijn-Westfalen in de streek tussen Düsseldorf en Keulen, geconcentreerd rond Remscheid en Keulen.
- Beifußen in Hessen tussen Frankfurt en Mainz, geconcentreerd rond Hünfelden.
- Beifußen in het uiterste Noordwesten van Beieren, rond Schweinfurt, maar zonder duidelijke concentraties. Dit is de grootste groep.
- Beifußen iets naar het oosten ook in Noord-Beieren, met concentraties rond Ebersdorf en Bad Staffelstein
- Beifussen in historisch Duits gebied in Frankrijk, in Lotharingen in het département Moselle, net over de grens bij Saarbrücken.
Van Wolga naar Weser
Bij mijn speurtocht in het telefoonboek viel vrijwel direct iets bijzonders op. Onverwacht veel Beifusen hebben Russische namen. Alexander en Viktor komen het meest voor, maar ook de volgende namen zijn opvallend aanwezig in de lijst: Alexej, Anastasia, Anatoli, Andrej, Ivan, Juri, Katarina, Olga, Sergej, Tatjana, Valdimir, Valerij, Viktor, Wladimir.
De conclusie dringt zich op, dat we te maken hebben zogenaamde 'spätaussiedler' Etnische Duitsers (of 'Volksduitsers') uit het Oosten, die na de val van de muur in grote aantallen uit de voormalige Sovjetrepublieken westwaarts zijn getrokken. Deze Russische Beifusen (in het Cyrillische schrift is Beifus dus Бейфус) zijn, om mij vooralsnog onbekende redenen, voornamelijk neergestreken in het noordwesten van de deelstaat Nedersaksen, ondermeer in Oost-Friesland, vlak over de Groningse en Drentse grens met Duitsland.
Mijn eerste reactie op deze vondst was dat ik deze groep verder buiten beschouwing kon laten. Rusland leek me veel te ver voor een familieband, maar de geschiedenis van de Duitsers in Rusland blijkt bij nadere beschouwing een band met Neerpelt niet op voorhand uit te sluiten.
De eerste grootscheepse uittocht van Duitsers naar Rusland vond namelijk pas plaats in 1763, toen Tsarina Catharina de Grote, van oorsprong een Duitse prinses, buitenlanders opriep zich in Rusland te vestigen om de agrarische sector te versterken in recent op de Turken en Tataren veroverde gebieden. Grote groepen Duitsers, voornamelijk uit Hessen, Noordrijn-Westfalen, Württemberg en West Pruisen, streken neer aan de benedenloop van de Wolga.
Er werd wettelijk vastgelegd dat de Duitse nederzettingen zelfbestuur kregen, er was vrijheid van godsdienst, de Duitse taal bleef behouden en diverse Russische heersers stimuleerden gedurende de eerste helft van de negentiende eeuw de verdere immigratie van Duitsers.
Behalve naar het Wolgabekken trokken de Duitse kolonisten onder andere naar het Zwarte-Zee gebied en de Oekraïne. Het merendeel der kolonisten was protestant, maar ongeveer vijfentwintig procent was rooms-katholiek en er werden speciaal voor hen bisdommen in het leven geroepen. Als eerste in 1773 het aarstbisdom Mogilev, voor alle katholieken in Rusland en na het concordaat met de paus in 1847 het bisdom Tiraspol met zijn zetel in Saratov. Onder die Duitse kolonisten bevonden zich, zoveel is vrijwel zeker, één of meerdere Beifusen.
klik op de afbeelding voor een vergroting |
Doopaantekening van Johann Adam Beefuss, 1757, Storndorf Ik heb niet vast kunnen stellen waar deze Beifusen vandaan kwamen en wie het waren. Wat wel zeker is, is dat een Johann Adam Beefuss, zoon van Johann Peter en Anna Elisabeth Beefuss, geboren op 9 januari 1757 in Storndorf in Hessen de stamvader is van een grote clan Befusen in Jagodnaja Poljana, vlak ten noorden van Saratov. |
De Duitse Koloniën ontwikkelden zich in voorspoed en welvaart en rond 1870 leefden er meer dan twee miljoen Duitsers in Rusland. In 1871 ging het mis. Onder druk van de sociale onrust onder twintig miljoen onlangs vrijgemaakte lijfeigenen en een groeiend Slavisch nationalisme bij de middenklasse trok Tsaar Alexander II de privileges in. Een gedwongen Russificering kwam op gang en grote groepen Russische Duitsers, waaronder diverse Beifusen, emigreerden naar de Verenigde Staten, Canada en Zuid-Amerika op zoek naar de burgerlijke vrijheden die wij dezer dagen als volkomen normaal beschouwen, maar die toen schaars waren. Tussen 1892 en 1913 arriveerden tientallen Befusen uit Jagodnaja Poljana in Noord-Amerika, allen afstammelingen van hierboven genoemde Johann Peter Beefuss.
In 1914, aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog woonden er nog ongeveer 1,7 miljoen Duitsers in Rusland. Ondanks het feit dat er ruim 300,000 Duitsers in het Russische leger vochten - tegen Duitsland - werd de repressie van de ethnische Duitsers in Rusland opgevoerd. Grote groepen werden verbannen, ondermeer naar Siberië en Kazakhstan.
Na de Oktoberrevolutie van 1917 werd het er in eerste instantie niet beter op. De hongersnood van 1920-21 sloeg onevenredig hard toe in de Duitse kolonies aan de Wolga. Bijna 200,000 inwoners kwamen om het leven. Berichten over het wel en voornamelijk wee van Beifusen in die tijd heb ik niet.
<= De St. Clemenskathedraal in Saratov, omstreeks 1900
In 1924 vond er een opleving plaats. Lenin zelf authoriseerde vlak voor zijn dood de oprichting van de Autonome Socialistische Sovjet Republiek der Wolga Duitsers (ASSRWD), binnen de Russische Federatie. De republiek had een oppervlakte van ongeveer 26.750 vierkante kilometer (dat is ongeveer net zo groot als Nederland zonder Brabant en Limburg) en de hoofdstad Engels (het voormalige Pokrowsk) lag op de Oostoever van de rivier, recht tegenover Saratov. De Duitsers buiten de ASSRWD, meer dan een miljoen, werden vanaf 1930 (toen een tweede hongersnood met name de Oekraïne teisterde) onder druk gezet om te Russificeren. Stalin's zuiveringen waren natuurlijk al in volle gang. Eén van de slachtoffers was Yegor Yegorovitsj Beifus, geboren in 1911, die op 18 juli 1938 wegens anti-Sowjet agitatie tot 10 jaar dwangarbeid veroordeeld werd. Wie de Goelag Archipel van Solzjenitzin gelezen heeft kan zich een beeld vormen van wat dat betekend heeft. David Filippovitsj Beifus overleefde de verschrikkingen zoals zoveel miljoenen lotgenoten niet en overleed in 1938 op vijfendertigjarige leeftijd in een strafkamp. |
Duitse Nederzettingen aan de Wolga (klik op de kaart voor een vergroting) |
Decreet over de deportatie van de Wolgaduitsers, 1941
Toen Hitler in 1941 Rusland binnenviel werden de Wolga Duitsers, evenals de Etnische Duitsers in de rest van de Sowjet-Unie onder onbeschrijflijke omstandigheden op bevel van Stalin gedeporteerd naar Siberië, Kazakhstan en Kirgizstan. Alle mannen tussen 16 en 60 jaar oud werden naar werkkampen gestuurd. Onder hen bevond zich in ieder geval David Ivanovitsj Beifus, geboren in 1908.
Na de oorlog werd de gedwongen verbanning opgeheven, maar slechts in naam, de Duitsers kregen namelijk hun eigendommen niet terug en konden dus niet terug naar de nederzettingen waar ze generaties lang hadden gewoond. Nog veertig jaar lang leefden de etnische Duitsers in de Sowjet Unie als tweederangsburgers. Vanaf 1987 werd emigratie gemakkelijker en kwam er een stroom, inmiddels volkomen geassimileerde Russische Duitsers, richting Bondsrepubliek op gang.
Deze ontwikkeling kwam na de val van de Berlijnse Muur in 1991 in een stroomversnelling en met enkele honderdduizenden anderen arriveerde in 1999 de dan vierenveertig jaar oude Viktor Beifus, een in Wolgograd opgeleide jurist en voormalig politierechercheur uit Koejbishev, in Duitsland. Hij begon in Hagen, vlakbij Dortmund, een reisbureau dat hij nog steeds runt.
Andrej Bejfus, oorspronkelijk uit Chelmnitski in de Oekraïne kwam in december 2000, op zijn éénenveertigste vanuit Nowosibirsk naar Gersheim in het Saarland. Hij is webdesigner. Maar er zijn ook Beifusen in Rusland achtergebleven. In Tsjeljabinsk wonen nog Ingenieur Vitaly Petrovitsj Beifus en Maksim Vitaljevitsj Beifus, waarschijnlijk zijn zoon. De geneesheer-directeur van een ziekenhuis op Sakhalin heet Alexander Beifus. Ik kan nog wel even doorgaan, maar besluit met een eervolle vermelding voor Viktor Davidovitsj Beifus uit Umby die onlangs in de Komsomolskaja Prawda (Editie Moermansk) een eervolle vermelding kreeg, voor het door hem ingezonden komische bijschrift bij een foto van een dame met kinderwagen.
De grote vraag blijft natuurlijk: stammen deze Russen af van een Peltse teut? Op voorhand kan hier zonder verdere informatie niet ontkennend op geantwoord worden. Eerst zullen we moeten weten wie de voorouders van deze Russen zijn. De emigratie van Duitsers naar Rusland kwam pas in 1763 op gang. Twee eeuwen eerder begon de vestiging van Kempense teuten in hun afzetgebieden al, zoals blijkt uit de historie van de Noord-Hollandse Bijvoeten. Het is dus zeker niet onmogelijk dat een in Duitsland gevestigde en geïntegreerde teutenfamilie met de emigrantenstroom doorverhuisd is naar Rusland.
Textielhandelaren in Frankfurt
Aan het begin van de 17e eeuw leefde er in Frankfurt am Main een vooraanstaande familie Beyfus, handelaars in textiel. Voordat we juichend concluderen dat we met de Noord-Hollandse familie vergelijkbare taf(textiel)teuten gevonden hebben moet er een voorbehoud gemaakt worden. De Frankfurtse Beyfusen waren Joods. Als we dan ook nog eens tot de ontdekking komen dat de naam Beyfus pas rond 1630 door een familie Scheyer is aangenomen, dan lijkt het dat we onze behandeling van de Joodse familie Beyfus uit Frankfurt kunnen beëindigen. Toch komt de naam Beyfus, als voornaam èn als achtenaam al eerder voor in, waarschijnlijk Sephardisch, Joodse families. We behandelen dus toch nog even met zevenmijlslaarzen deze Beyfusen.
<= De Synagoge in de Frankfurter Judengasse, ca. 1880
(klik op de figuur voor een vergroting)
De welgestelde Joodse familie Beyfus behoorde in Frankfurt, Bonn, Worms en Heidelberg tot de elite, een positie die zij door huwelijken met andere aanzienlijk families, zoals bijvoorbeeld de Oppenheimers, handhaafde. Op 9 maart 1808 trouwde Seligman Löb (Siegmund Leopold) Beyfus met Babette Rothschild. Zijn broer Mayer Levin Beyfus trouwde ruim drie jaar later, op 28 augustus 1811, met Julie Rothschild. De familie Beyfus bestendigde met deze huwelijken een waardevolle relatie met de vermaarde Rothschild dynastie. In de Rothschild archieven bevinden zich nog twee dozen met correspondentie van deze twee Beyfusen.
Gravin Rose Hollender-Beyfus Onder druk van het toenemende anti-semitisme vertrokken steeds meer joodse Beyfusen uit Duitsland. Aan het eind van de 19e eeuw leefden grote aantallen Beyfusen in het Verenigd Koninkrijk, met name in Londen en in Glasgow. Ook hier bewoog, in ieder geval een deel van de familie, zich in de hogere sociale kringen. Ik noem twee voorbeelden, Rose Beyfus huwde Graaf Maximiliaan Hollender en werd Gravin.
|
|
Gilbert Hugh Beyfus bij zijn Bar Mitzvah in 1899 Gilbert Hugh Beyfus ging naar Harrow en Oxford, was lid van het Lagerhuis en verdedigde als advocaat de bekende pianist Liberace in een smaadzaak. Tegenwoordig is de bekendste exponent van deze familie Drusilla Beyfus, hoofdredacteur van het blad 'Brides' en de Amy Groskamp-ten Have van het hedendaagse Engeland. |
De emigratie naar Amerika vanuit Duitsland ging gestaag door. Onder de vertrekkenden ondermeer de dan zeventienjarige Isaac Beifus uit Laasphe in het Sauerland, die op 18 juni 1892 op Ellis Island aankwam. Hij was waarschijnlijk familie van de meisjes Beifus, zusjes misschien, of mogelijk nichtjes, Irma (Laasphe, 1912) en Herta (Laasphe, 1920).
Irma en Herta zijn de enige twee Beifusen met een Nederlandse connectie die ik ben tegengekomen op het Internet. Zij behoorden vrijwel zeker tot de groep uit Duitsland naar Nederland gevluchte Joden die uiteindelijk toch in de klauwen van de Nazi's terechtkwamen.
Herta kwam op 30 september 1942 in Auschwitz om. Irma werd op 27 april 1943 uit Westerbork op transport gezet naar Sobibor en werd daar drie dagen later in de gaskamer vermoord.
De Holocaust sleurde ook andere Beifusen in zijn gruwelen mee. We vinden Isack Josef Selig Beifus op de in 2001 door de Zwitserse Bankiers Associatie vrijgegeven lijst van door de nazi-terreur omgekomen rekeninghouders. Horav Chaim Beifus overleefde de verschrikkingen van Auschwitz. Hij is nu Rabbijn in Israel.
Van de Beifusen die we op het Internet tegenkomen blijft dit de groep waarbij een familieverband met de Neerpeltse teuten nog het minst waarschijnlijk is. Een bekering van een Katholieke teut tot het jodendom in Duitsland in de zestiende of zeventiende eeuw sluit ik bij voorbaat eigenlijk geheel uit. Als enige mogelijke familieconnectie en ik begeef me hierbij, dat realiseer ik me terdege, in de sferen van de pseudowetenschap zoals die sinds Immanuel Velikovsky en Erich von Däniken niet meer bedreven is.
Maar zou het mogelijk zijn dat we het causale verband om moeten draaien en dat de Neerpeltse Bijvoeten afstammen van bekeerde Sephardische Joden, die de naam meebrachten van hun eerdere verblijfplaatsen? Goed, tientallen argumenten pleiten hiertegen en slechts een handjevol ervoor, dus daar laten we het even bij. Maar het zou de familiegeschiedenis nog wel een extra vleugje curiositeit geven. En laten we eerlijk zijn, die Frankfurtse Joden die in 1630 de naam Beyfus kozen waren wel linnenkooplieden. Maar misschien heeft een handelsrelatie met Peltse Bijvoeten de inspiratie voor de nieuw gekozen achternaam wel gevoed. En dat zou toch ook een prachtig verhaal zijn...
Andere Beifusen uit de historische bestanden
In de historische bestanden, met name de bestanden van de Mormonen en Ellis Island komen we grote aantallen Beifusen tegen. Maar helaas vinden we nergens een fatsoenlijke stamboom die meer dan een paar individuen en een generatie of twee, drie omvat. We komen enkelingen of heel kleine groepjes tegen van Wenen tot Kopenhagen en van de Elzas tot ver in het huidige Polen. Slechts enkele plaatsen dringen zich op die, òf door het grote aantal beschikbare gegevens, òf door andere voor ons interessante informatie, enige extra aandacht behoeven.
Dat er niet meer informatie over de andere plaatsen beschikbaar is wil niet zeggen dat ze onbelangrijk zijn. Het betekent dat er geen informatie over te vinden is op het Internet en misschien ook wel niet in de archieven. Er zijn in Duitsland en de vroegere Duitse gebieden die nu aan Rusland, Polen en Frankrijk toebehoren gigantische aantallen gegevens verloren gegaan, met name door de gevolgen van het oorlogsgeweld.
De oudste Beifusen vond ik in Oppenheim, vlak bij het gebied rond Hünfelden, net ten zuiden van Frankfurt am Main, waar nu nog veel Beifußen wonen. Velten (of Valentin) Beyfus kreeg daar in de Periode tussen 1592 en 1611 zes dochters:
Catharina (1592) en Anna Maria (1601) bij Anna N.N. en Maria (1603), Apolonia (1607), Susanna (1609) en Margretha (1611) bij Catharina N.N.
Alle dochters werden "Evangelisch Reformiert" gedoopt.
Valentijn is in onze bestanden een zeldzame naam.
Note van de redactie:
Deze naam komt uitsluitend voor in de stamboom van Ariaantje Bijvoet.
<= Oppenheim
De namen Apolonia en Susanna zijn ook redelijk zeldzaam onder de Bijvoeten. De namen Catharina, Margretha, Anna en Maria komen natuurlijk wel veel voor in onze namenlijst, maar dat zijn zulke wijd verbreide namen, zeker in de periode onder beschouwing, dat daar geen conclusies aan verbonden kunnen worden.
We springen honderzeventig jaar verder in de tijd en reizen ruim driehonderd kilometer naar het noorden, naar het plaatsje Albersloh, vlakbij Münster. Tussen 1777 en 1789 krijgen Georgius (Jurgen) Beifuss en zijn echtgenote Maria Agnes Hummels zes kinderen:
- Anna Elisabeth (1777),
- Juergen Anton (1779),
- Maria Catharina (1783),
- Arnold Hinrich en zijn tweelingbroer
- Dirck Herm (1785) en
- Maria Katharina (1789).
In 1789 huwde een Anna Maria Beyfuss in Albersloh Joan Bernd Friedag. Deze Beifusen waren Rooms-Katholiek.
De namen 'Anna Elisabeth', 'Maria Catharina' en 'Anna Maria' lijken zo uit één van onze stambomen geplukt. Maar dezelfde opmerking die ik bij de Oppenheimers maakte lijkt hier op zijn plaats. De namen 'Anton', 'Arnold', 'Hinrich' en 'Dirck' spreken mij heel erg aan als er een verband met onze Nederlands-Belgische familie gelegd moet worden. En in die context winnen Catharina en Elisabeth natuurlijk aan gewicht. Al moet ook hier opgemerkt worden dat ook deze mannennamen bepaald niet uniek zijn.
Zonder enige twijfel de grootste groep vormen de Beifusen uit de omgeving van Graudenz (nu Grudziądz) en Strasburg (Brodnica) in Pommeren, in de 19e eeuw. Deze Beifusen zijn protestant en dragen namen als August, Hermann, Ernst, Rudolph, Adolf, Emilie, Martha, Euphrosyne, Eva, Friedrich, Gottlieba en zo kan ik nog wel even doorgaan. Goede Duitse namen, maar namen die niet bekend voorkomen uit de Bijvoetstambomen.
Graudenz
Het laatste groepje dat ik wil belichten zijn Rooms-Katholieke Beifusen uit Mainz in Rheinhessen. Michaelis Beifuss en Elisabetha Oho krijgen in 1866 een dochter, Margaretha. In 1873 en 1875 krijgen ze achtereenvolgens nog twee dochters, Catharina Margaretha en Elisabetha Margaretha. Ik neem aan, maar heb daarvoor geen bewijs, dat de eerste dochter overleden is en dat de andere twee naar haar vernoemd zijn.
Op 30 mei 1868 –en ik heb geen idee wat zijn relatie is tot de hierboven genoemde familie- trouwt in de domkerk van Mainz een Henricus Beifuss met Barbara Adelheidis Steinhaueser. Iedere rechtgeaarde Bijvoet zit nu natuurlijk rechtop. De naam Henricus komt minstens 47 keer voor in onze namenlijst. En dan tel ik andere spellingsvarianten niet eens mee. Met weer die Margaretha en Catharina erbij, het Rooms-Katholicisme en de lokatie in het Rijnland lijkt de aannemelijkheid voor een familierelatie overweldigend. Of niet? Henricus lijkt een voor onze familie tamelijk typerende naam. Maar een korte speurtocht in de bestanden van de Heiligen der Laatste Dagen wijst uit dat Henricus in de 19e eeuw een zeer veelvoorkomende naam was. In Nederland, maar ook in Duitsland en ook bijvoorbeeld in Engeland. De latinisering van eigennamen heeft in Nederland langer stand gehouden dan elders, maar was vroeger ook in het nabije buitenland gebruikelijk.
De Mainzer Dom waar Henricus Beifuss in 1868 trouwde
De Diaspora
Waar de Bijvoeten in het buitenland, de grote migratiegolven van de afgelopen eeuwen in acht genomen, eigenlijk vrij zeldzaam zijn, is dat met de Beifusen bepaald niet het geval.
We komen grote aantallen Beifusen tegen in de Verenigde Staten, Canada en Australië. Tevens treffen we Beifusen aan in Zuid-Afrika, Nieuw Zeeland, Argentinië, Brazilië en Israel. Onder die buitenlandse Beifusen bevinden zich Katholieken, Protestanten en Joden. Zoveel is zeker. Drie willekeurige voorbeelden, van het net geplukt:
Andrew Beifus is de eigenaar van Beifus Motors, een Mercedes dealer in South Orange, New Jersey.
Tevens is hij lid van het bestuur van Seton Hall (zie foto), de oudste katholieke privéschool voor jongens in New Jersey.
Andrew Beifus deelt zijn plaats in het bestuur ondermeer met de Aartsbisschop van Newark.
Op de Lutherse begraafplaats van Cayahoga County in de staat Ohio ligt een aantal Beifusen. En bij het doornemen van de gegevens in de bestanden valt er plotseling iets op. Met toenemende verbijstering lezen we:
- Baby Girl Beifus, born 16-1-1958, died 16-1-1958.
- Baby Girl Beifus, born 11-11-1958, died 11-11-1958.
- Mark Beifus, born 18-3-1960, died 20-3-1960.
- Baby Girl Beifus, born 14-6-1964, died 14-6-1964.
De droge cijfers maken plaats voor de verwondering over het intense verdriet dat een ons volkomen onbekend ouderpaar heeft doorstaan. Wat heeft de moeder gedacht, gevoeld, doorgemaakt toen ze voor de derde, vierde keer zwanger werd? Van blijde verwachting kan nauwelijks sprake geweest zijn. De vragen, die nauwelijks van belang zijn in het kader van deze website en dit artikel dringen zich toch op: zijn er kinderen in leven gebleven? Zou nu, ruim veertig jaar later, de genetische afwijking die mogelijk ten grondslag heeft gelegen aan dit leed tijdens prenatale screening geconstateerd kunnen zijn? Hoe zijn de ouders na deze vreselijke ervaringen doorgegaan? We weten het niet, we kunnen er slechts naar gissen.
Simone Beyfus is bestuurslid van de Australian Jewish Genealogical Society (Victoria), die in 1995 werd opgericht. Misschien weet zij wel meer over de vroegste historie van de Joodse Beifusen. Misschien ook wel niet.
Logo van de Australian Jewish genealogical Society =>
We kunnen nog vele megabytes wijden aan de in diverse buitenlanden woonachtige Beifusen, maar het blijft onduidelijk of hier afstammelingen van aan ons verwante Bijvoeten tussen zitten. Dus ik besluit maar met het noemen van twee Beifusen waarvan het absoluut zeker is dat ze niet aan ons verwant zijn.
De eerste is de centurion van Babaorum,
bekend uit het Asterixboek Obelix GMBH & Co. (Obelix & Co.),
die uitsluitend de aflossing afwacht.
In de originele Franse uitgave heet hij Biscornus en in de Nederlandse vertaling Zoïssetus.
Of de Duitse vertalers nog meer redenen hadden deze naam te kiezen dan uitsluitend de uitgang '-us', die alle Romeinen bij Asterix hebben, weet ik niet. Voorlopig is deze Romeinse officier de vroegste Beifus die ik op het Internet ben tegengekomen.
<= Centurion Beifus
Professor Siegfried Beifuß is de direkteur van het Instituut voor Wetenschappelijk Atheïsme uit de roman Ahasver van Stefan Heym, die in de verkruimelende DDR speelt. De naam van deze figuur is door Romancier Heym wel degelijk bewust gekozen, daar speelt een stukje literaire symboliek in mee, de verdere duiding waarvan ik aan de geïnteresseerde lezer overlaat.
Conclusies
Ik heb de (ver) hierboven geformuleerde vragen voor de diverse Beifusfamilies slechts zeer beperkt kunnen beantwoorden.
Voorlopig kan ik dus niet meer concluderen dan dat ik niets conclusiefs heb ontdekt.
Ik ga er zonder enige verdere harde bewijzen van uit dat de naam Beifus in Duitsland op verschillende plekken, op verschillende momenten, door verschillende niet aan elkaar verwante families aangenomen is –maar dat dachten we van de Nederlandse Bijvoeten slechts enkele jaren geleden ook nog.
Ik sluit zeker niet uit, vind het zelfs aannemelijk, dat één of enkele van deze families verwant zijn aan de Peltse Bijvoeten, maar vind daarvoor momenteel ook geen doorslaggevende bewijzen.
Voorlopig laat ik het hierbij, mogelijk dat ik over enige tijd deze materie weer oppak, maar nu heb ik andere prioriteiten. Als een familielid zin heeft om dieper te gaan spitten in deze materie, dan biedt dit artikel hopelijk voldoende aanknopingspunten voor een voorspoedige start. En mocht iemand deze kwestie op willen pakken, neem dan even contact met me op!
Tom Bijvoet
November 2004