Naamlijst rechtsrheinisch
1) Borken, ketellapper Lemmen Truyens, van Overpelt, had
ketels gekocht bij Eng. Engels, koperslager in Borken (Westfalen),
1627; de broer van die laatste, Philips Engels, koperslager in
Munster, kwam de schuld later bij de weduwe vorderen
2) Wesel, Anna Joachims, wed. v. Mathijs Koperslagers, van
Sint-Huibrechts-Lille, 1600; Peter Wilmss alias Aerts opde
Colis, van Neerpelt, had aldaar een huis en goederen nagelaten,
1614.
3) Wesel, Tonis Houben, van Overpelt, had schuld bij koperslager
Jan Cockers aldaar, 1693.
4) Wesel, Cornelis Loeffs, van Leende, kocht 150 pond ketels van
Jan Thijsen, koopman aldaar, 1646.
5) Wesel, Jan Nellen, L, knecht in een koperteutencompagnie,
soldaat in Wesel, ca. 1728.
6) Bochum, compagnie van Sint-Huibrechts-Lille, werkzaam aldaar,
1788. Zie V. 8.
7) Essen, Reym Hoirs, 21 jaar, van Leende, schuld bij meester
jan Gerlinckhuysen, koopman in koper aldaar, 1664; zie noot 83.
8) Hattingen (Bergisches Land), Jan Lemmers, van Overpelt, en
zijn oom Joost Voets, aldaar vermeld, 1642; zie noot 43.
9) Langenberg, Marten Berben, van Overpelt, schuld van 60
patakon bij linnenkoopman Rutger Haechtmann aldaar, 1714. Zie
over de Langenbergse textielhandelaars ook deel VII.
10) Langst-Kaiserswerth, Simon Hanegreefs, van Lommel, reispas,
1817; zie noot 42.
11) Langst-Kaiserswerth, Guillaume Koppens, van Lommel, reispas,
1813; zie noot 42.
12) Kaiserswerth (nabij Düsseldorf), Hendrik Huysmans, L, 1772
13) Kaiserswerth, Hendrik van de Craan, L, 1776.
14) Düsseldorf, Jan Crijns, van Kaulille, aldaar gevestigd,
1644.
15) Düsseldorf, Wouter Fransen, L, schuld bij Carstagne, koopman
aldaar, 1801.
16) Linteloor (= Lindlar) in het ambt (Ober)steinbach (Berg),
Godefridus P. Hesemans, L, 1781.
17) Kürten, Godfr. Hesemans, koperhandelaar uit Lommel, huwde
aldaar tegen het einde van de 14de eeuw. Zie onder 6 van dit
deel.
18) Bensberg, Godefridus Coppens, L, testament 1783.
19) (Stadt) Blankenberg, Adriaen Noits, Simon Sluymers, Nicolaes
Tieskens en zijn zoon Aert, van Overpelt, stelden een contract
op inzake het snijden van beesten in het ambt Blankenberg (Bergisches
Land), 1656.
20) Uckerath in het Keulse, Mateus Vrancken alias Francken, L,
1780 en later.
21) Niederpleis bij Bonn, Johann Nolens, van Overpelt, opereerde
waarschijnlijk aldaar, omstreeks 1613; Margriet Nelis alias
Stalmans, van Overpelt, woonde daar; getuigen bij een notaris in
het naburige Siegburg in 1614 waren: Dhaem Swaertendael,
zijdekramer aldaar, Arent Koets van Overpelt, Johan Nolens,
Theys Stalmans; getuigen bij het testament van Anthonius
Stalmans, vader van Margriet, opgemaakt door de pastoor van
Niederpleis in 1620: Arent Noits, Willem Reynaers en Peter
Offermans.
22) Bad Honnef, immigratie in het derde kwart van de 18de eeuw
van drie Nederweertenaars: Lambert (° 1727), Peter (° 1732) en
Matthias (° ca. 1749) Jansen (Swurtiens). Lambert, zoon van
Johannes Swurtiens alias Jansen en Gertrud Koch, stond bij zijn
overlijden in Honnef in 1780 als mercator van beroep aangegeven.
Hij was in die stad aan de Sieg in 1753 gehuwd met de rijke
weduwe Margaretha Wessel, van wie hij vijf kinderen had. Hij
liet een nog bestaande stichting voor de school en de kerk van
Honnef na door de schenking van acht aanzienlijke stukken grond.
Lambert was in 1771 met Maria Oedingen in Honnef gehuwd. Als
kapelmeester had hij voor de restauratie van de
Sint-Martenskapel een belangrijke som verzameld. In zijn
overlijdensakte van 1804 stond hij als proprietarius
gekwalificeerd. Hij liet acht kinderen na. Matthias was de zoon
valt een zekere Michael. Ik neem van hem aan dat hij eveneens
uit Nederweert kwam. Hij huwde in Honnef in 1768 met A.M. Servos
en werd vader van zes zonen, van wie één als vierjarige in de
Rijn verdronk, en stierf zelf op 35-jarige leeftijd. De eerste
twee waren naar alle waarschijnlijkheid broers, de derde hun
oomzegger, Onder hun nakomelingen in Honnef treffen we onder
meer wijnbouwers en schippers aan.
23) Bad Honnef, immigratie van twee broers, eveneens uit
Nederweert: Anton (1741-1815) en Wilhelm (1744-1800) Verborgh,
de jongste zonen van een gezin van zes kinderen. De laatste
huwde in Honnef in 1776 met Adelheid Bröhl en liet geen kinderen
na, de eerste was in die stad driemaal gehuwd en had een kroost
van 13 kinderen, van wie de jongste steenhouwer was. De eerste
vrouw met wie hij in 1771 in Honnef trouwde, was Maria Adelheid
Tillmann, naar de naam te oordelen ook van Nederweertse afkomst.
Anton staat ginder als wijngaardenier opgetekend, een
kostwinning die hij in deze Rijnstreek gevonden heeft, want in
1755 vind ik hem als keteldrager en burger in Schwerin (zie V.7.
l). Zijn broer is hem wellicht gevolgd. De afstammelingen van
Anton bleven katholiek, op één latere tak na die door huwelijk
evangelisch werd.
|