Beschrijving Van St. Paulus, Hoofdkerk van London
Motto "Den Heere zeide aan Salomon, ik heb de gebeden en de verzuchtigingen gehoord, die gij voor mij gedaan hebt. Ik heb het huis dat gij gebouwd hebt om mijnen naam te Vereeren, geheiligd en mijne geest en oog zullen daar altijd tegenwoordig zijn.
Dit prachtige gebouw is de Zuiverste Grieksche Stijl, daar gesteld op eene hoogte aan de noordzijde van de rivier de Theems op dezelfde plaats, waar eertijds in Majestueuze pracht de oude Gottische hoofdkerk pronkte: dewelke door de noodlottige brand in 1666 instortte. Na veele ijdele pogingen om het eerwaardige gebouw te herstellen, wierd eindelijk besloten om alle de bouwvallen te slegtten, en op te ruimen, en daarna werden in 1675 de fundamenten voor de tegenwoordige hoofdkerk aangelegd, volgens plan en tekening van den Heer Christ Wren, die het geluk heeft gehad, zijn werd geheel voltooid te zien.
Klik op de afbeelding voor een vergroting.
Volgens de manier bij de eerste Christenen is het eene Kruiskerk, van binnen met twee reeksen van Kolommen maken alzoo een ruim en twee zij-vleugels uit, zoo als men gewoonlijk eene Kerk bouwd.
Derzelve geheele lengte is 500 Voeten, de breedte van het Noorden tot het Zuiden door de Vleugels is 285 Voeten: en den geheelen omvang beslaat eene ruimte van 2 morgens land. Derzelve staat in een der beste gedeeltens der wijk Castle Baijard, en onder het kerspil van St. Gregorius St. Faith. Het geheele Kerkhof rondom hetzelve, is afgesloten door een Ijzerhek van wonderbare schoonheis, en heeft meer dan 11.000 Lsh gekost. Het getal der zich daarin bevinden staven, bedraagt meer dan 2500, ieder 5 Voet 6 d.m hoog. Op het West-einde van het Kerkhof staat een beeld, de Koningin Anna voorstellende, in welkers Regering de kerk voltooid werd. De afbeeldingen aan de voet van de pedestal waarop hetzelve staat, zijn leenspreukig uit haare heerschappij over Groot-Bretagne en Iierland, Frankrijk en America. Tusschen Engeland en Frankrijk is een schild met 's Konings wapen. Deeze wonderbare groep is het werk van Francis Bird.
Het West front van de kerk dat naar de kant van Ludgate Hill staat is uiterst prachtig. De verhevene overdekte gaanderij tot de hoofd ingang leidende, bestaat uit 12 kolommen van de Corintische order, met eene opper-gaanderij van 8 kolommen van eene zamengestelde order, eene driehoekige voorgevel onderschragende: waarop de geschiedenis van Paulus bekering is voorgesteld, door Bird gebeeldhouwd.
Op de top van de gevel staat het standbeeld van den H Paulus aan wien de Kerk is toegewijd; aan zijne regtehand naar het Noorden, onderscheidt men St. Pieter door een haan; St James is aan zijne linker hand geplaatst in pelgrims gewaad. Deeze beelden zijn 11 Voet hoog. Op de Noord en Zuidweste hoeken van de hoofdkerk, zijn twee opene torens, van eene ligte doch fraaie bouworder, ieder met een koepelvormig dak op colommen rustende, en versiert met een vergulde pijnappel op den top. In de Zuidertoren is de klok voor het Uurwerk en de noorder is tot een klokkenhuis ingerigt. Voor het Wester front van deeze torens zijn de Vier Evangelisten in eene zittende houding voorgesteld, benevens hunne onderscheidingsteekenen. Eene half circel vormige gaanderij leidt naar de groote noorder deur, of ingang naar de Vleugel, waarboven een afbeeldsel is des Koningswapen voorstellende door Engelen ondersteund wordende. Eene zeer merkwaardige gebeurtenis word er hier omtrent verhaald toen de Heer Ch Wren de grootte van de Koepel bepaald had en het middelpunt wilde daarstellen, gebood hij een werkman om een vlakke steen aan te brengen vanuit de puinhoop ten einde tot een rigtsnoer voor de werklieden te dienen. Zoo gebeurde het dat hij juist een stuk van een grafsteen aanbragt, waarop van het geheele grafschrift alleen het woord Resurgam (ik zal verrijzen) was overgebleven.
Het Zuiderfront van de hoofdkerk is gelijkvormig aan het noorder, uitgezonderd het afbeeldsel, dat een Phoenix voorsteld uit de vlammen opkomende, het werk van Gabriel Cibber; onderaan staat het veelbetekenende woord Resurgam.
Het Oosteinde van de Kerk is half Circelvormig, van volmaakter bouworde dan het overige van het gebouw. De letters WM in eene krans van Palmtakken bevat, met eene Keizerskroon er boven, herinneren aan de vereende regering van Willem en Maria, onder welke dit gedeelte van de hoofdkerk voltooid werd. Vier massive steene kolommen, ieder meer dan 40 Voet in 't vierkant, vormen het voornaamste steunpunt van de verbazende Koepel, die in fraaije en pragtvolle evenredigheid oprijst, daar waar de hoofdlijnen van het kruis elkander overspannen. De Koepel is omringd door eene Kolonnade en gedekt door een lantaarn-dak waarop een aardkloot geplaatst is.
(Jan Eldering en zijn vrouw hebben in 1971 de 627 treden beklommen!)
Op den top van geheel staat het teeken van het Christendom. De kerk door een van de Wester deuren ingaande, vindt men aan de Regterhand de trap in den toren en aan de linkerhand het klokkenspel. Naast dezelven zijn, de Kerkenraadskamer en de Morgenkapel. In de eerst gemelde houdt den Bisschop van het Sticht zijne vergaderingen; en in de tweede word dagelijks de Godsdienstoefening gedaan, (behalve des Zondags) des morgens ten zes Uuren in de Zomer en ten Zeven Uuren des Winters. Eene groote marmere doopvont staat tusschen de tweede Zuilenrij van de Zuidertrans; maar den doop word zelden of ooit in de hoofdkerk toegediend. In de groote noordwester trans is de Lord Major's kerkenkamer; in de Zuidooster trans die van den Domdeken, en die van de mindere Kanunniken is in de noordooster trans. In de zuidwester trans is een houte wenteltrap, langs welke men op eene zeer gemakkelijke manier naar de ijzere gaanderij wordt geleid, staande op een balkon op de hoogte waar de Koepel begint.
Deeze gaanderij word de Wispeling Gaanderij genaamd, uit hoofde der buitengewone terugkaatsing van het geluid, die aldaar plaats heeft, te veel bekend om herhaald te worden. Van dit punt is het gezigt in de kerk, de koepel en de lantaarn heerlijk schoon, en van hier worden de schilderstukken door James Tornhill vervaardigd op hun beste standpunt gezien. Dezelven stellen voor, de voornaamste gebeurtenissen in het leven van St. Paulus. Zoo als bijvoorbeeld zijne wonderbare bekeering enzv. Dezelfde trap heeft gemeenschap met de gaanderijen boven de noorder en zuider vleugels alsmeede leid derhalve naar de boekerij.
Het klokkewerk verdiend dubbels de aandagt van de nieuwsgierigen. De Heldere klank van de klok die op 't heele Uur slaat, is zeer goed te onderscheiden van alle de anderen in de stad, en is dikwerf op 20 mijlen afstand gehoord geworden. Deeze word ook gebezigd om het overlijden aan te kondigen van een lid der Koninglijke famielje, Lord Majoor, den Bisschop van Londen of den Domheer van de Hoofdkerk. Dezelve weegt 11472 ??, en deszelfs omtrek is 57 Voet en de minuutwijzer is 8 Voet lang. De Monumenten en standbeelden die naderhand zijn daargesteld, ter eere van luisterrijke daden, hebben de pracht der Kerk nog verhoogd. Het eerst opgerigtte is ter eer van John Howard in het Jaar 1796 en nog veele anderen teveel om op te noemen. De Graftombe van Chr. Wren den bouwmeester van de Kerk staat daar waar voormaals het groote altaar gestaan heeft.
Het is buiten mijn bestek alle gedenktekenen na rang op te noemen, liever gaat ik dus voort met de verdere beschrijving der geschiedenis van deeze Kerk. Reeds vroeg wierd de Christelijke Godsdienst in Bretagne voortgeplant, en volgens eenige vrij aannemelijke overleveringen, wierd dezelve het eerst gepredikt door den Heidens en ?? Apostel aan wien de hoofkerk is toegewijd. Ongetwijffeld bloeide dezelve onder de Britsche Monarchen diertijd, en in de tweede Eeuw was Londen eenen Aartsbisschoppelijken zetel.
De eerste hoofdkerk, was gebouwd op de plaats van de romeinsche legerplaats, en in de derde Eeuw gedurende de Diocletiaansche vervolging gesloopt en herbouwd op de oude fondament naar het plan van den Heer Christ Wren, onder de Regering van Konstantijn den Grooten. De Godsdienst van en het bestuur over de Britsche Inwoners werden naderhand geheel hervormd door de Anglo Saksen; maar deeze Afgoden dienaars door de predikingen van Augustinus bekeerd zijnde, herstelde men de Christen Altaren, en, volgens de getuigenis van Dugdale en andere Schrijvers, herschiep Koning Sebert, den cijnsbaren Koning der Oost Saksers, den tempel van Diane in eene Domkerk, in het begin der 7e Eeuw, en gaf aan den Bisschop het Kerkelijk regtsgebied over zijn geheele onderkoningrijk, dat gelijk stond van grootte met het tegenwoordige Bisdom van Londen. Ethelbert zijn overheerscher begiftigde den Bisschop en het Klooster met de heerlijkheid Tillingham in Essex, dewelke de opvolgers behouden hebben, alsmede 3000 morgens Veenland aan de overzijde van de Stadsmuur gelegen; het grootste gedeelte daarvan is in Wereldse handen overgegaan. Maar de bekeering der Stedelingen vorderde zoo weinig, dat zij na het overlijden van Koning Lebert hunnen Bisschop, Mellitus genaamd, verdreven; en tot hunnen Afgodendienst terugkeerden.
Den Zetel bleef dus gedurende 38 jaren onvervuld. Cedda of Chad, wierd in 653 als Bisschop gewijd, maar gedurende zijn kortstondig bestuur, kon hij maar weinige vorderingen maken tot herstelling van het Christelijk geloof. Hij overleed in de provincie Northumberland, aan eene pestziekte welke 29, van de 30 Broeders, die hem derwaarts gevolgd waren in het graf sleepte. Den eenigen overlever was een jongeling; en het schijnt dat de Oost-Saksers gedurende het grootste gedeelte van de Eeuw zonder beheerscher zijn geweest. Erkowald, de 4den Bisschop, verkreeg de Pauselijke bekragtiging over de voorregten zijner Domkerk, en zijne gulhartige Weldaden hebben zijnen naam onder de Engelsche Heiligen doen opnemen. Hij overleed omtrent het jaar 686 en de geschiedenis van den Zetel is gedurende de twee volgende Eeuwen alleen een naamlij???. Gedurende de beroeringen der Zevenhoofdige regeering, en de daarop volgend verwoestingen door de Deenen aangerigt behield Londen eene ondergeschikte rang, en is zeldzaam in de geschiedenis vermeld.
Londen werd in de 9de Eeuw door het vuur verteerd, en onder de regering van Alfred de Groote herbouwd zijnde, wierd hetzelve door hem onder het bestuur zijner Dogter, de vermaarde Ethelfleda, gesteld, als een gedeelte van het onderkoningrijk van Mercia. Eduard, de opvolgende beheerscher, trok de opkomende Stan onder zijn eigen Regtsgebied; maar het is aan Athelstan, den doorlugtigen Zoon van Alfred dat de hoofdtak van het Brittischerijk, voornamentlijk haare grootheid ter zee en des koophandels te danken heeft, door zijne buitengewone voorregten aan de ondernemende Kooplieden vergund. Ter aanmoediging van den Koophandel maakte hij eene wet, waarin onder anderen bepaald werd, dat ieder Koopman die drie voordelige zoude doen over de groote zee, met een Schip en lading voor zijne eigene reekening, tot de waardigheid van Thane zoude optreden. Athelstan kan aangezien worden als herstelder, zoo niet als stichter van de Domkerk; en aan hem zijn de leden van deeze Koninklijke inrichting dank verschuldigd, als aan hunnen besten weldoener. Den vermaarden Dunstan was voorzitter over dit Bisdom gedurende de roemvolle regering van Edgar, en en verkreeg nieuwe bezittingen met volledig voorregten van zijnen Koninklijken vriend en meester.
De Regering van zijnen opvolger Ethelded II was even rampzalig ten opzigtte der Kerk als tot de natie, maar hij begeerde dat zijne stoffelijke overblijfselen zouden worden bijgezet in de Hoofdkerk van die Stad, dewelke hem getrouw was gebleven in zijne grootste wederwaardigheden; en aldaar werd zijnen Zoon Eduard gekroond. Can??te den Domheer was een waarvoorbeeld van eenen woesten Oorloger, door de zachte invloed van den Godsdienst, tot een volmaakte Prins herschapen. Hij onderscheidde zich als eenen beschermer van de geestelijkheid, en betoonde eene bijzondere genegenheid voor St. Paulus, alwaar hij het Bisdom begiftigde. Het paleis van dezen Monarch stond aan den oever van de Teems en besloeg de zuidWester vleugel van de oudeStad. Deeze plaats wierd naderhand genaamd, Castle Baijard Ward, naar den Normandischen eigenaar van dat goed, eene naam die hetzelve altijd behouden heeft. St. Paulus hoofdkerk deelde alzoo in de godvrugtige vrijheid van Eduard den belijder; maar haar eige gestigt, het Klooster van St. Peter, nu Westmunster abtdeij, wendde 's Konings bescherming veel af van de oude hoofdkerk van de Stad.
In Ao.Do. 1088, verkeerde de Stad geheel in een puinhoop door eenen brand, en de herbouwing van de hoofdkerk naar het plan van Maurits Bisschop van Londen, weird daarna met groote pragt begonnen en zijnen opvolger Richard de Belmeis voortgezet, die het werk met zooveel ijver doorzette, dat hij zijn geheele Bisschoppelijke inkomsten besteedde tot den opbouw. Aan de volgende Prelaat vergunde Hendrik I de bouwstoffen van het naburige Paleis of Kasteel voornoemd, om daarmede de Kerk te herbouwen, en gaf de gragt aan de noordzijde van het Kasteel om daardoor het Kerkhof te vergrooten. Behalve deeze giften Van Koninklijke mildadigheid deden ontelbare weldoeners vrijwillig giften aan God en de Kerk van St. Paulus tot welzijn hunner zielen; en deeze erkentelijke Godsvrugt gevoegd bij de onderstand van hunne medeschepselen, kochtten de gebeden van de Kerk door milddadige aalmoessen aan den armen. Het getal der lieden die uit deeze inkomsten onderhouden wierden, was zeer groot. De Domkerken en Kloosters waren veel van dezelfden oorsprong, en hadden veel overeenkomst met de tegenwoordige hoogeschoolen; zij waren meestal van de Benedictijner orde. In veel opzigten, en zoo wij liefdadig mogen hopen in de meesten waren zij, de verblijven van ernstige doch dweepachtige Godsvrugt de kweekscholen van onderwijs en de zetels van milde herbergzaamheid. Derzelver inwoners waren van de minste onwetende en de minst ondeugendsten uit eene duistere en ongebondene Eeuw.
St. Paul's Cathedral in 1561
In 1561 werd de torenspits door bliksem vernietigd en werd niet meer opgebouwd.
klik op de afbeelding voor een vergroting
De oude inrigting van St. Paulus, in deszelfs Kloosterlijken Staat, bestond uit een Bisschop, 30 kanunniken en 12 minderebroeder: 30 onderpredikers werden er naderhand bijgevoegd als plaatsvervangers voor de absente kanunniken. Deeze hadden allen de priesterlijke waardigheid, en verdeelden onderling de afwisselende dienstpligtten: als de viering der Godsdienstige Oeffeningen, het verzorgen der zieken, het onderwijs der jeugd, de vertaling van boeken, het bestier hunner inkomsten en de uitdeeling der aalmoessen. Hierbij waren nog de Choor kinderen, de jongelieden die tot het Priesterschap wierden opgeleid en veelvuldige minderebroeders en bedienden. Het hoofdbestuur behoorde aan den bisschop; in het oppervoogdijschap van alle de gestigtten in het Bisdom, zoo werd een Domdeken aangesteld, om opperhoofd van het Choor te zijn, en aldeszelfs innerlijke zaken te besturen en te regelen; in welkers handen vervolgens het bestuur van de hoofdkerk altijd gebleven is. De rang van voorzanger was de naastvolgende aan die van den Deken. Het was zijnen pligt het oppertoezicht te houden over de Zangers en Choristten, en den Choordienst te bestuuren en te regelen. Den Kanzelier van de hoofdkerk is verpligt tot het houden van Godsdienstige voorlezingen, moet eenen letterkundigen meester kiezen voor de Choristten, en om als Secretaris van het Kapittel te dienen. Deeze waardigheid bestaat nog, doch de daaraan verknogtte verpligten zijn naar men zegt buiten gebruik. Het amt van Schatbewaarder vereischt geene nadere uitlegging. Den domdeken, den Voorzanger, den Kanzelier en den Schatbewaarder, zijn waardigheden van de Hoofdkerk. In het getal der Kanunniken is geene verandering geschied. Zij waren van de Benedictijner order, en het schijnt dat zij gedurende eenige Eeuwen een Kloosterlijk leven geleid hebben; zij waren altijd in de Kerk of in hunne Cellen, en wierden geregelde Kanunniken genaamd. Maar naderhand werden hun eenige landerijen van den Kerkelijken Staat aanbeveeld, waarna zij van tijd tot tijd na elders zijn vertrokken, en waren alzoo uitgesloten van de algemeene inkomsten, die verdeeld werden onder die geene dewelke voortdurend daar bleven en hunne kerkelijke bedieningen waarnamen. Het getal der aldaar wonende kanunniken was veeltijds onbepaald; maar sedert den Hervorming bleef het op 4 bepaald, den Domdeken daaronder begrepen, die hunne maandelijkse beurten hebben van Prediken. Van de overblijvende Domheeren werd geene andere dienst gevorderd, dan om de dienstpligtten voortelezen bij hunne aanstelling en tenminste tweemaal 's Jaars te prediken. Van de vervulling der laatst gemelde, onttrekken zij zich dikwerf door het zenden van eenen gevolmagtigden plaatsvervanger. De 12 mindere Kanunniken zijn hunne instelling gelijk gebleven. Zij wierden aangenomen onder de naam van Wagters en Collegie van Minderbroeders, door Richard II die hun met landerijen begiftigde behalven de vegunningen die voor algemeene kosten van de hoofdkerk door Anglo-Saxische Vorsten waren gegeven. De Parochijkerk van St. Gregorius, naast St. Paulus, wierd voor hun in gereedheid gebragt door Henfdrik VI. Op eene Collegievcantie genoten zij het voorregt om twee candidaten te benoemen, waarvan den eenen door den Domdeken en het Capittel moest gekozen worden. Eene goede stem, behoorlijke kennis van de toonkunst, en een onbesproken levens gedrag, waren de hoofdvereischten die gevorderd werden. De onderpredikers zijn nu leken, en tot op 6 verminderd. Het oorspronkelijke gebouw bevatte alzoo een aantal kapellen en altaren, waarin dag en nagt altijd de mis gedaan werd voor de overledenen door Priesters, die onder eene Kloosterwet stonden geheel onderscheiden van het Capittel en het Choor. Deeze en veele andere bijgelovige Godsdienst waarnemingen zijn bij de Hervorming geheel afgeschaft.
De regering van Hendrik VIII en zijne onmiddelijke opvolgeren, onderscheide zich door eene ongevoelige verwaarlozing en eene brooddronkene verwoesting der kerkelijke gebouwen, en de eerwaardige domkerk van de Hoofdstad geraakte spoedig in verval. Dezelve wierd geheel ontheiligd door de heiligschende uitzinnigheid van de 17 Eeuw, en naauwlijks was dezelve opnieuw ingewijd ter Godsdienstoefening, na de herstelling van Karel II toen er eene noodlottige gebeurtenis plaats had die de geschiedenis van het oude gebouw besloot.
Op Zaterdag avond van den 2 Sept 1666 barstte eene geweldige brand uit op de plaats door het gedenkteken aangeduid en vereeuwigd, en vernielde met ontembaarheid, de houten huizen en de enge Straten van de hoofdstad.
Twee vuurkolommen, vernielden van twee kanten St. Paulus Kerkhof, op de daaraan volgende maandag namiddag. Het gewijde gebouw stond nog een korte tijd ongeschonden tusschen de vlammen, maar de belendende huizen vuurgevat hebbende, ging dit over tot het dak van de Kerk en in weinige Uren was al het brandbare vernield.
De muren en de torens bleven in ontzagwekkende grootheid staan, meer dan 3 ½ morgens land insluitende; en den oudheidkundigen, die, overwegende de uiterste moeijelijkheid waarmede het slopen der overblijfselen van dit gewijde gebouw gepaard ging, moet onvermijdelijk spijt gevoelen dat deeze grondleggingen, die gedurende een tijdvak van 1000 Jaren ongeschonden waren gebleven, niet gebruikt zijn geworden als plattegrond van het nieuw te makene gebouw. Dit gevoelen word echter niet aan den vreemdeling medegedeeld, die, het edelege gedenkstuk beschouwt, de nationale smaak en luister.
De commissarissen die aangesteld waren om het opzigt te houden over deeze belangrijke onderneming, gaven last aan den heer Christ Wren, dat hij eene teekening zoude ontwerpen fraai en groots, en in alle delen gepast en ten genoegen van de Stad en de natie: met de verzekering dat er dan geld genoeg zoude opgebragt worden om een prachtig gebouw daar te stellen. Gedurende eenige tijd werd dit plan nog door het Landvolk teleurgesteld.
Dan den eersten Steen werd eindelijk gelegd en wel op den 21 Junij 1675, in de regering van Karel II, toen Dr. Hendrik Compton Bisschop van Londen was, en Dr. Lancroft Domheer van St. Paulus hoofdkerk; en de vrijwillige bijdragen van het algemeen gevoegd bij een kleine belasting op de steenkolen, stelde den bouwmeester in staat om zijn groot werk in 1715 te voltooijen. Het Choor was voltooid en ingewijd op den dankdag voor de Meede van Rijswijk 2 Dec 1697. Van dat tijdstip tot op den huidigen dag, zijn de plegtigheden en Godsdienstoeffeningen daar altijd gehouden zonder eenige verhindering. "Het is merkwaardig dat deeze kerk binnen de 40 Jaren begonnen en afgemaakt is, onder Een Bisschop van Londen en eenen Bouwmeester. En de opbouw van de St. Pieters Kerk te Rome heeft 145 Jaren geduurd, onder 12 opeenvolgende bouwmeesters, waaronder Bramante, Raphael, Michael Anglo en Bernini."
De drie kolommen aan het Oost-einde van de Kerk vormen de ruimte van het Choor, Het is van de Kerkruimte afgescheiden door de Orgelgaanderij die door een dubbele reeks van marmere kolommen onderschraagd word en verrijkt is met beeldhouwwerk door Gibbon uitgevoerd. Men gaat in het Choor door fraai bewerkte ijzere deuren. Den Bisschp Troon naast het altaar, is met ongeloofbare pracht versierd door fruit en bloemwerk en met een Mijther bekroond. Deeze troon word alleen gebruikt bij de Inwijding van eenen Bisschop, of bij andere bijzonder plegtige gelegenheden. De door den Bisschop gewoonlijk gebruikt wordende Zetel, is onderscheiden door een Mijther en een Pelikaan.
Den Zetel van de Lord Majoor staat aan de overzijde van het Choor, en is versierd met het Stads Zwaard en Statvem commando.
Klik op de afbeelding voor een vergroting =>
Den predikstoel stond eerst naast het altaar, tegenover den Bisschops Troon, maar is naderhand meer na 't midden geplaatst tot gemak der toehoorders. De predikatien wierden oudtijds in de opene lugt gedaan bij een kruis op het Kerkhof; waarom zij dan ook nu nog St. Paulus kruisredenen genoemd worden. De Predikers worden door den Bisschop benoemd. De Kapellaan van den tijdelijken Lord Majoor van Londen, is den Prediker op alle de Staten Heilige dagen, als 29 Januarij, 30 Januarij, 29 Mei en 5 Nov, op den eersten Zondag van de benoeming en op de verjaaring van de groote brand van 1666. Den Lord majoor, de Regters, de Raadheeren en stedelijke amtenaren, waren eerstijds altijd op die dage in de hoofdkerk tegenwoordig; maar hunne kerksbezoeken zijn nu bepaald op den derden Zondag na Paaschen, en de 1e Zondag na H Drievuldigheid. Den domheer en de aldaar verblijf houdende Kanunniken prediken beurtelings iederen Zondag na de middag. Vervolgens worden op alle heilige dagen der Kerk en des Woensdags en Vrijdags gedurende de Lente gepredikt.
De Choordienst word dagelijks in St. Paulus kerk gedaan, des morgens kwartier voor 10 Uren en kwartier over 3 Uuren de namiddags. Maar het grootste onthaal voor de toonkunstminnaars is op het groote concert in de maand Mei, dat ten voordeele van de Weduwen en weezen van de hulpbehoevende geestelijken gegeven word. Een plegtig Te Deum word bij zulke gelegenheden veel gezongen en uitgevoerd door een zeer groot orchest, ondersteund door drie Chooren van St. Paul, Westminster en de Koninklijke Kapel. De deuren worden als dan om 10 Uuren geopend en de Godsdienst begint om 12 Uuren. Bij het binnenkomen geeft men eene Kleine liefdegift waarvoor men er dan in kan zonder Kaartje. Een ander Concert word in de maand Junij gehouden, wanneer er tusschen de 6 a 8000 Kinderen, in de Parochiaale Kerk vergaderd zijn, (die allen uit deszelfs inkomsten zijn gekleed en opgevoed,) met oogmerk om tesamen hunne Kinderlijke hulde aan den Schepper op te dragen.
Geraadpleegd voor de afbeeldingen:
- Google - articles
- The Project Gutenberg
http://www.gutenberg.org/files/25266/25266-h/25266-h.htm
"