Bijvoet & Byvoet Familie vzw (B&B Foundation)

Onze familie geschiedenis over de eeuwen heen

Artikelen over de familie

Jan Isaac de Neufville


In 1745 schreef bleker Pieter Bijvoet een brief aan de rijke koopman Jan Isaac de Neufville. Deze familie was ook in het bezit geweest van hofstede Schoonoord in Overveen.


Na het lezen van de brief van Pieter Bijvoet in het artikel De blekersfamilie Bijvoet te Bloemendaal werden we nieuwsgierig naar de achtergronden van het gestelde in de brief en de familie de Neufville zelf.

Mijnheer De Heer Jan Isaac de Neufville & Comp. Amsterdam
Bloemendaal, 10.7.1745
Dit schrijven dient tot een vriendelijk verzoek of U zo goed wilt zijn om ons de kist weed-as op te zenden.
Ik hoop evenwel dat U mij deze niet leeg zal terug bezorgen, daar dit niet volgens de beloften van de heer Vermeulen zou zijn.

Wij vonden het proefschrift van J. W. Veluwenkamp: Óndernemersgedrag op de Hollandse stapelmarkt in de tijd van de Republiek' met als subtitel: 'De Amsterdamse handelsfirma Jan Isaac de Neufville & Comp., 1730-1764'.

Jan Isaac de Neufville stamde uit een welgestelde, deels zeer vermogende familie van ondernemers. De genealogie van de familie gaat terug tot het midden van de 16e eeuw toen zij in Antwerpen woonden en eind 16e eeuw "van alles berooft in de Spaansche furie van Antwerpen" naar Haarlem vluchtten.

In Haarlem woonde de familie in het huis "het land van beloften" in de Grote Houtstraat. De overgrootvader van Jan Isaac was daar in compagnie met zijn broer textielkoopman. Het is waarschijnlijk dat daardoor toen al contacten waren met de blekersfamilie Bijvoet in Bloemendaal.

De familieleden dreven ijverig handel, waren daarin succesvol en verhuisden in de 17e eeuw langzamerhand naar de Amsterdam waar zij hun bedrijven verstigden. De vader van Jan Isaac trouwde onder huwelijkse voorwaarden met Maria Grijspeert uit Haarlem; een goede partij want zij beschikte ondermeer over fl.67.000 aan obligaties  en de helft van een aantal onroerende goederen waaronder een blekerij in Aelbertsberg (Overveen/Bloemendaal).

Jan Isaac werd in 1706 in de Warmoesstraat geboren en was de jongste van 7 kinderen. Zijn drie broers waren ouder en hadden zich reeds als zelfstandige ondernemers gevestigd.

De Warmoesstraat was in die tijd de duurste straat van Amsterdam en de handelsstraat bij uitstek. In deze straat was bijvoorbeeld in 1611 Oopjen Coppit geboren, bekend van haar recent (2015) door het Rijksmuseum aangekochte schilderij, samen met die van haar echtgenoot Marten Soolmans.  

Toen Jan Isaac vier jaar oud was overleed zijn vader. Zijn moeder overleed in 1726 en daarbij erfde Jan Isaac het huis aan het Klein Heiligland te Haarlem.

In 1730 werd door Jan Isaac opgericht de firma 'Jan Isaac de Neufville & Comp.'.

Hij associeerde zich niet toevallig met de heer Joan ter Meulen die boekhouder was geweest bij de vooraanstaande Amsterdamse linnenkoopman Pieter Graver. Deze Graver verdween plotseling in 1730 toen zijn naam opdook op een lijst van mannen die door het Gerecht van Amsterdam gedagvaard werden wegens "de execrable misdaad van Sodomie". Termeulen bracht in de firma zijn kennis in van de linnenhandel en hopenlijk de oude klanten van Graver. Jan Isaac leverde de kontakten van de familie in Londen en bovendien zorgde hij voor de financiering.

Pieter Bijvoet spreekt in zijn brief uit 1745 over de heer "Vermeulen".

De poging om via Joan ter Meulen de Londense klanten van Pieter Graver over te nemen lukte niet erg. Een tweede poging werd een paar maanden later ondernomen toen ook een broer van Pieter Graver overleed die in dezelfde handel werkzaam was. Nog vóór de teraardebestelling schreef De Neufville & Comp. aan 17 verschillende firma's in Londen:

Because we have heard to our sorrow that mr. Caspr. Henderick Graver is deceased this morning, we take ye liberty to recommend ourselff in your good Favour, and offer you our service as well in providing of linnens as all other bussiness....

Dat dit niet geheel in goede aarde viel bewijst het antwoord van Richard Geneway:

Tot antwoord soo segge dat ditto comptoir [Graver] ons over de dertigh jaeren hebbe bedient, en alles prompt en eerlich bevonde, en niets weetende maer dat sij d'negotie sulle aenhouden, is het dat daerbij sal blijve.

De Neufville & Comp. handelde voornamelijk in linnen, maar ook de handel in as was belangrijk. Het linnen werd overwegend in ruwe (ongebleekte) staat ingekocht. Alvorens het lijnwaad af te zetten liet de firma het buiten Haarlem bleken. De blekers waren gevestigd onder andere in Bennebroek en Bloemendaal. In het proefschrift wordt Pieter Bijvoet niet genoemd als bleker, maar wel Jacob Braa & zoon in 1730.

Jan Isaac trouwde in 1736 te Haarlem met Anna Bevel, dochter van een rijke Haarlemse zijdereder. Toen Anna trouwde waren haar ouders al overleden en bracht zij de erfenis van haar vader mee met een waarde van fl. 400.000.

De jonggehuwden gingen wonen aan de Herengracht, maar verhuisden een jaar later naar Herengracht 136 gelegen tegenover de Warmoesgracht. Toen de Warmoesgracht werd gedempt werd de Raadhuisstraat aangelegd en moest het pand worden afgebroken.

Zakelijk gezien ging het Jan Isaac voor de wind, maar het huwelijk met Anna Bevel was helaas van korte duur want zij overleed in het kraambed na 6 jaar huwelijk en op 25 jarige leeftijd.

Jan Isaac vormde kort daarna met zijn zuster Anna en hun gezamenlijke kinderen een huishouding.

In 1744 liet hij zich met zijn zuster portretteren door Nicolaas Verkolje. Foto: Rijksmuseum Twenthe Enschede.

Klik op de afbeelding voor een vergroting

 

SchilderijJanIsaac

Zoals het een goed Amsterdams koopman betaamt had Jan Isaac in 1739 voor ruim 2500 euro de hofstede Westerhout aangeschaft, 'onder de ban van Heemstede'.

Deze hofstede was gelegen aan de Herenweg (thans Wagenweg), tussen die straatweg en de Haarlemmerhout. In de loop van de jaren werd deze buitenplaats en de grond eromheen door Jan Isaac steeds meer uitgebreid. Zo wilde hij een bruggetje over een nieuw te graven sloot, dat hem vanuit zijn achtertuin regelrecht toegang zou verschaffen tot de Haarlemmerhout. Om de zichtlijn te verbeteren naar de Herenweg en de duinen moesten ook de nodige bomen worden verwijderd. De aanvraag werd door de gemeente Haarlem afgewezen.

Een landkaart uit 1800 geeft de locatie aan van de landhuizen in de omgeving van Haarlem. Hierop zijn behalve Westerhout onder andere ook de de hofstede Schoonoord en de later te noemen hofstede Meerenberg aangegeven.

landhuizenHaarlem2

Door op de kaart te klikken wordt deze vergroot weergegeven.

Bovenstaande afbeelding is een detail uit de "Kaart van de omstreeken der stad Haarlem van de Beverwijk tot Hillegom door Gt. van der Paauw Az [Haarlem], 1805". Zie bronbeschrijving.

Geprojecteerd op het huidige stratenplan stond het landgoed Westerhout binnen de cirkelvormige straat 'Westerhoutpark'.
Klik hier voor het huidige stratenplan

In ons artikel over de hofstede Schoonoord wordt vermeld dat deze ook eigendom is geweest van de familie De Neufville. Het is ons niet bekend welk lid van de familie De Neufville ook Schoonoord in bezit heeft gehad.

De hofstede Westerhout was voor eigen bewoning. Als geldbelegging bezat Jan Isaac nog meer woningen in Haarlem, ondermeer in Klein Heiligeland, twee huizen aan de Nieuwe Gracht (hoek Kruisstraat en hoek Kraayehorstergracht)en een pand in de Peuzelaarssteeg (vlak bij het Frans Hals museum). Verder diverse weilanden tuinen en bosjes, totaal ongeveer 10 hectare, tegenover Westerhout aan de overkant van de Herenweg bij de brug van de Pijlslaan over de trekvaart van Haarlem naar Leiden.


Niet alleen Jan Isaac bezat een hofstede rond Haarlem; de overige familieleden eveneens. Mattheus de Neufville (1686-1743) was de oudste broer van Jan Isaac en getrouwd met zijn nicht Petronella de Neufville (1688-1749), weduwe van Jacob van Lennep. Petronella verkreeg uit het huwelijk met haar eerste man de hofstede Meerenberg in Heemstede. Zie ook de kaart hiervoor met de landhuizen in de omgeving van Haarlem.

Meerenberg lag destijds aan de nog niet drooggelegde Haarlemmermeer. Bezoekers roemden het boeiende uitzicht met zijn 'meervuldig heen en weer zeilende schepen'. Ook van deze hofstede is niets meer bewaard gebleven dan de hieronder weergegeven kopergravure van H. Spilman uit 1762 (Gemeentearchief Haarlem). Links van de weg de hofstede, rechts is nog net een glimp te zien van de Haarlemmermeer. Op ongeveer dezelfde plek via streetview de huidige situatie met aan de linkerzijdevan de Glipperdreef momenteel een klooster en rechts een woonwijk. 

MeerenbergHeemstede glipperdreef

 Klik op de afbeelding om deze te vergroten


De firma Jan Isaac de Neufville & Comp. handelde voornamelijk in linnen, maar de handel in as nam ook een voorname plaats in. As was een belangrijk bestanddeel bij het bleekproces. Het was handig om de handel in linnen te combineren met de handel in as. Op die manier was een bleker ook meer afhankelijk van zijn opdrachtgever. Hiermee wordt de brief uit 1745 van bleker Pieter Bijvoet aan Jan Isaac de Neufville ook meer duidelijk.

Mijnheer De Heer Jan Isaac de Neufville & Comp. Amsterdam
Bloemendaal, 10.7.1745
Dit schrijven dient tot een vriendelijk verzoek of U zo goed wilt zijn om ons de kist weed-as op te zenden.
Ik hoop evenwel dat U mij deze niet leeg zal terug bezorgen, daar dit niet volgens de beloften van de heer Vermeulen zou zijn.

De firma heeft meer dan 20 jaar bestaan tot in 1764 Jan Isaac zich uit de zaken terugtrok. Hij overleed in 1772 op zijn buitenplaats Westerhout in Heemstede en werd op 26 november in de Nieuwe Kerk te Amsterdam begraven.

Aan de hand van de vele bewaard gebleven bedrijfsgegevens is een boek verschenen dat ook als bron gediend heeft voor dit artikel.

ONDERNEMERSGEDRAG OP DE HOLLANDSE STAPELMARKT IN DE TIJD VAN DE REPUBLIEK
De Amsterfdamse handelsfirma Jan Isaac de Neufville & Comp., 1730-1764
PROEFSCHRIFT 1981 VAN J.W. VELUWENKAMP 

 


 

Verhaal van myn droevig leeven

Het proefschrift leverde ons weliswaar veel mooie familiegegevens, maar het accent ligt daar toch op het ondernemersgedrag van de mannelijke De Neufvilles. Tot onze verrassing stuitten wij op een boek waarin opgenomen 'het verhaal van myn droevig leeven', op zeer persoonlijke wijze verteld in dagboekvorm door een vrouwelijk lid van de familie, Maria de Neufville.

Maria de Neufville (1699-1779) was een oudere ongetrouwde zus van Jan Isaac (1706-1772).

Het doopsgezinde geslacht waar zij uit stamde, bracht vele textielfabriceurs en textielhandelaren voort die een belangrijk stempel op het economische leven van hun tijd hebben gedrukt. Enkele studies werden dan ook aan vooraanstaande De Neuville's gewijd. Daarbij werd dankbaar gebruik gemaakt van de vele bedrijfsgegevens die bewaard zijn gebleven.

Door de rijkdom van haar familie kon Maria weliswaar financieel onbezorgd leven, maar toch ervaarde ze haar leven als ongemakkelijk en droevig, ondermeer door de vele sterfgevallen in haar familie.

Haar verhaal begint met een beschrijving van haar ongelukkige jeugd.

droevig leeven Neufville

Ik heb in mijn vroege jeugd niet veel genoege in de wereld gehad. Mijn vader daar ik veel kijve van gehad heb, kwam met mijn 10 jaar te sterven, sodat mijn moeder met seven kindere weeuw bleef, dat geen vrolijk huyshouwe gaf. En also ik een humeur had dat met goedheyd alles was van te krijgen, maar met kwaadheyd niemendal - daar ik nog niet vrij van ben - en mijn moeder mijn met slaan en kijve mijn beter docht te maken, wier ik daar hoe langer hoe stouter tegenaan.

Maria was blijkbaar, zoals wij het tegenwoordig noemen, een lastig onhandelbaar kind en haar moeder wist hier niet goed mee om te gaan. Maria vond het dan ook fijn dat ze in 1711 naar kostschool ging. Tijdens de vakantie liep ze zelfs een keer thuis weg, terug naar kostschool. Zij hield van haar kostschooljuffrouw 'de ouwe Juf de Haan' (een zeer gedenkwaardige persoonlijkheid). Deze wist haar moeder te overtuigen om haar dochter anders aan te pakken en Maria schreef toen het volgende.

En also mijn moeder een verstandige en godvresende vrouw was , sag dat ik so van haar afwende, mijn met een mooy praatie weer thuys sag te krijge en sy het doe op een sagte manier mijn behandelde. Maar doe ging het veel beter en kreeg haar teer lief  en sij mijn ook sodat mijn dogt ik een van haar liefste kindere wier.

Toen de moeder van Maria in 1726 overleed greep dit haar erg aan en de laatste nacht van haar moeder werd dan ook woordelijk weergegeven.

Dewijl suster Anna en ik bij haar waakte, ik in de voornagt en suster de nanacht, dan ging ik na bed. En doe sij alle ontwaakt waare, riep mijn moeder haar en seyde: 'Daar is mijn vannagd geseyd, ik vandaag sterven sal' en nog veel meer sake.

Doe kwam ik omtrend elf uure op, maar tegen mijn sey sij geen woord als dat sij mijn vroeg: 'Hebt gij wel geslaapen?' Daar ik op antwoordde: 'Ja mama, in geen tien nagten so goed'. 'Dat is wel' sey sij, 'bid voor mijn. Gij zult in geen vijf nagten weer slapen'. Ik sey: 'Moeder, vind gij uw so slegt?'. 'Nee' sey sij.

En doe maakte ik haar nog een melkvla klaar, dat sij met grote smaak nog opat, schoon het aan de ene hoek wat geschift was, dat mijn seer speet. Dog sij betuygde het haar heel lekker gesmaakt had. Dat was omtrend twe uuren en mijn broer de docter versogt had om wat vroeg te komen, kwam te drie en sey nog: 'Daar is so weynig gevaar in uw moeder, als daar in uw of mijn is' tegen mijn oudste broeder.

En omtrend vijf uure kreeg sij twe stuypen en was weg. Mijn liefste suster en ik riepen: 'Og, sij word van ons hard afgesneden' en dat trof mijn ook so dodelijk, dat het ook ging als mijn lieve moeder voorspeld had. Ik kon niets eete en sliep in geen vijf nagten, sodat sij alle meende ik sturf , daar mijn suster Anna heel droevig over was. Maar de andere dagte, ik was dog een siekelijk mens, dat haar dogt ik niet veel in de wereld had, daar sij ook gelijk in hadden.

 Over het huwelijk van haar jongste  broer Jan Isaac in 1736 schreef Maria:

Maar doe trouwde mijn jongste broer met Anna Bevel, een allerliefst mens, mooy en rijk daarenbove. Ik weet niet hoe dat hij aan so een geluk kwam, dog mijn ouste broer dee daar ook al veel moeiten toe.

In de jaren daarna schreef zij over haar droevigheden door het overlijden van een groot aantal van haar familieleden. Het overlijden van haar schoonzuster Anna Bevel in 1742 werd als volgt beschreven.

Maar wat gebeurde doe? Een droeviger slag, die onverbiddelijke dood nam doe dat lieve mens, mijn jongste broer vrouwte en rukte die van ons in het bloey van haar jaaren in haar twede of derde kraam zo allerbitterst van ons af, dat mijn veel traane koste.

Alhoewel Maria haar hele leven ongetrouwd is gebleven had zij aan pretendenten geen gebrek, zoals bijvoorbeeld Abraham Bierens. Helaas.

Eyndelijk kwam die ongelukkige slag, die nooit uyt mijn gedachte geweest is en daar ook nooit uyt gaan sal. En die allerwreeste, onverbiddelijke dood nam mijn bruygom ook so allebitterst van mijn of op dieselfde tijd dat ik dogt te trouwe, want mijn bruydskleet was al in de maak.

En haar verhaal gaat verder en geeft een interessant beeld van het leven van een bemiddelde ongetrouwde vrouw in de 18e eeuw. Tot het eind van haar leven was zij scherp van geest. Haar handgeschreven testamen getuigt daarvan en ontroerend is helemaal onderaan te lezen:

Ik ben siek

Het boek waaruit deze gegevens zijn geput geven een goed beeld van het leven in de 18e eeuw.

Maria de Neufville
Verhaal van myn droevig leeven
editie: Tony Lindijer

Uitgeverij Verloren Hilversum - Typografie Rombus Hilversum - Brochage Meeuwis Rotterdam
ISBN 90-6550-555-5 - 140 bladzijden

Slechts een klein deel van het boek wordt ingenomen door 'het verhaal van myn droevig leeven'. Het grootste deel geeft zeer gedetailleerd (als een soort proefschrift) de achtergronden van het verhaal. Hierdoor komt het familieleven in de 19e eeuw tot leven.

"
"


» Allemaal zien         » Dia voorstelling