Zalig Pasen - 1653, artikel van A.M. Hulkenberg
Hillegomse Geschiedenissen van A.M. Hulkenburg is een uitgave uit 1985 van de Coöperatieve Rabobank B.A. te Hillegom in samenwerking met Repro-Holland B.V. te Alphen a/d Rijn. Hier volgt de letterlijke tekst van dit artikel.
Sinds 1581 was de uitoefening der katholieke godsdienst officieel streng verboden. Wel was de "consciëntie", het geweten, vrij, wanneer men daar in dit geval maar geen uiting aan gaf. Toch was zo'n verbod bij het zeer grote aantal "Pausgezinden", meer dan twee derde van de inwoners der huidige bollenstreek, natuurlijk niet te handhaven. Zo ontstond een oogluikend toelaten, waaraan met name de baljuws, de hoogste rechterlijke authoriteiten ter plaatse, bijzonder veel geld hebben verdiend, honderden guldens per jaar. Soms werd dat al te gek en dan moesten de EdelMogende Heren van het Hof van Holland te 's-Gravenhage de baljuws weer eens aan hun plicht in dezen herinneren. Dit was die baljuws echter in het geheel niet onwelkom. Ze sloofden zich uit om de Heren hun grote ijver te betonen, maar kregen anderzijds de "admissie-" en "recognitiegelden" (= de toelatings- en erkenningsgelden"), alsmede het geld voor de "gouden handschoen" bij een priesterwisseling des te gemakkelijker binnen. En dan ging alles weer een poosje goed, d.w.z. gewoon door, al zal het voor de "Roomsgezinden" altijd wel een ergerlijke zaak zijn geweest wanneer het geld op de collecteschaal weer bestemd was voor de baljuw, wiens knevelarijen van hogerhand werden getolereerd, zo niet beschermd.
In het algemeen vindt men niet veel hierover vastgelegd; ambtenaren plegen hun eventuele omkoperijen niet te registreren, maar E.M.Ch.M. Janson weet er in zijn boek "Uit de geschiedenis van Wassenaar" (1980) toch wel iets aardigs over te vertellen. Hij schrijft: "Soms vinden op bevel van de Staten van Holland wel invallen plaats, maar de baljuw is maar al te graag bereid om tegen een afkoopsom de Roomsen ongemoeid te laten. Zo ook getuigt een akte van 17 juni 1652 van een inval, die baljuw Gidion van Geesdorp ten huize van Cornelis Hermanszn Bouman van Brederode deed, en waarvoor de baljuw aan de katholieken een boete liet betalen van tussen f 400 en f 500 (indertijd een enorm bedrag!). Cornelis Hermanssz Bouman sprak nu met de baljuw af dat deze hen tevoren zou waarschuwen als hij weer een inval moest doen. Hij ontving hiervoor dan f 50 per jaar. Later zagen ze zelfs kans tegen betaling van aanvankelijk f 120 en later f 50 per jaar de baljuw te laten verklaren "dat hij geen storinge meer doen soude". Bovendien verklaren enkele plaatsgenoten, dat zij zeker weten dat de baljuw deze zelfde regeling ook met omringende dorpen heeft getroffen! Een andere katholiek, Cornelis Pietersz, verklaart dat hij de baljuw ook nog ieder jaar een vet lam moest leveren." En zo rommelde men maar aan. . .
In 1654 hadden de Heren EdelMogenden de baljuws de plakkaten (= wetten, verordeningen) des lands weer eens extra ingescherpt. Het is aandoenlijk om te lezen, hoe al die baljuws hoogst onderdanig getuigen van hun ijver. Hier volgt de brief van de baljuw van Noordwijkerhout, Lisse, Hillegom en Voorhout, Quirinus van der Maes. Om te laten zien, hoe men ook vroeger met ambtelijke stijl raad wist, komt eerst de originele tekst, daarna volgt een min of meer geslaagde omzetting in moderner Nederlands.
De "storinge" in 1653 heeft waarschijnlijk in de "kapel" bij de kalkovens plaats gehad, waar met name de Zilkers ter kerke gingen. De baljuw verklaart dat er in zijn rechtsgebied maar een priester gehuisvest is. Dat kan wel kloppen. Pater Arnoldus de Wit en Jan Been ofwel Joannes Benius trokken als missionarissen door deze streken rond, maar hadden hier geen vaste woonplaats. De "pastoor" van Hillegom zat in Vogelenzang. Lisse en Voorhout kerkten te Sassenheim, allemaal buiten zijn ambtsgebied. Die ene priester "op het huijs van den Heere van Alckemade" was Theodorus Groenhout, oudkanunnik van 0ldenzaal. De eigenaar van dit "huijs", Meerenburgh te Lisse, niet ver van de grens met Hillegom, was de hoogst welgestelde Jonker Albrecht Baron van Wassenaer van Alkemade, een zoon van de beroemde "Admiraal van Holland". Hij was de enige katholiek, beschreven in de Ridderschap van Holland en bij zo'n hoge heer viel er natuurlijk weinig aan te doen. Maar of er op Meerenburgh nu geen "conventiculen", d.w.z. geen geheime kerkelijke bijeenkomsten werden gehouden? . .
De baljuw zal het natuurlijk wel gezegd hebben; met een hoog heerschap binnen je ambtsgebied als Baron van Wassenaer van Alkemade kon je maar beter geen moeilijkheden krijgen. En misschien betaalde die ook wel in stilte een goede recognitie.
Hier volge dan de oorspronkelijke tekst:
Edel-Mog. ° - Obedierende de ordre mij gegeven by de missive van date den 7 April laetstleden, dient tot bericht van den inhouden van deselve: dat ick noeijt nalaetich en ben geweest, omme mij naer behooren te quijten, in het beletten van de oeffeninge van de superstitieuse pauselijcke Religie, volgens de placcaten van de Edel.-Gr.-Moo HH. Staten van Hollandt ende W.-Vrieslant successivelyck gedaen emaneeren, ende het particulier aenschrijvens van den 12"Martii in Ued-MogO missive geexpresseert. Hebbende oock noch stooringe gedaen op den Paeschdach des voors. jaers 1653 buijten Hillegom ten huijse van Genit Louwersz; alsoo ick mij hadde geinformeert, bijeencompste van eenige Pausgesinden te sullen wesen ende aldaer bevonden omtrent veertich personen, daer onder eenighe kinderen; maer praesumere aldaer te vroech op geweest te zijn, gemerckt den autaer eerst begost opgestelt te werden, ende noch geen priester daer en was, en de voorders de presente personen in de boete beslagen volgens de voors. placcaten.
Remonstrere UEd.-Mog" verders: dat in myn gansche jurisdictie maer eenen priester is, dewe1cken woont op het huijs van den Heere van A1ckemade, alwaer ick in seecker bericht zy, dat geene conventiculen ofte vergaderingen van Paeusgesinden en werden gehouden. Sullende voortaen als voor des en volgens eer en eedt in mijn debvoir continueeren. Hiermede vertrouwende UEd.-Mog" ordre ende meenige voldaen te zijn, Godt almachtigh biddende UEd-Mog" in lanckduyrige gesontheijt te willen sparen, sal ick altyt blijven,UEdel- Moge onderdanighe dienaer,
QUIRINUS VAN DER MAES,
baljiu van Noordwyckerhout, Lis, Hillegom en Voorhout.
Actum tot Lis, desen 14 Meij 1654.
En dan nu de "vertaling".
EdelMogende Heren,
Gehoorgevend aan de opdracht mij verstrekt in de brief van 7 april j.l. laat ik in antwoord daarop weten, dat ik nooit nalatig ben geweest om mij naar behoren te kwijten (van mijn plicht) wat betreft het beletten der godsdienstoefeningen van de bijgelovige pauselijke godsdienst, volgens de voorschriften die de Edel Groot Mogende Heren Staten van Holland en West-Friesland achtereenvolgens hebben doen uitgaan en het particulier schrijven, vervat in de brief van U Edel Mogenden.
Vorig jaar heb ik op Pasen 1653 nog een godsdienstoefening verstoord buiten Hillegom ten huize van Gerrit Louwersz, aangezien ik te weten was gekomen dat er een bijeenkomst van enige pausgezinden zou zijn. Ik heb aldaar ongeveer veertig personen aangetroffen, waaronder enige kinderen. Maar omdat ik er waarschijnlijk te vroeg was en merkte dat het altaar pas werd opgesteld en er nog geen priester was, heb ik de aanwezige personen beboet volgens de bovengenoemde voorschriften. Verder deel ik U nog mede, dat er in mijn gehele rechtsgebied maar een priester is, die woont op het huis van (Jonker van Wassenaer van) Alckemade, alwaar, zoals men mij heeft verzekerd, geen godsdienstige bijeenkomsten of vergaderingen van pausgezinden worden gehouden.
Voortaan zal ik als voor dezen doorgaan volgens eer en eed mijn plicht te doen. Hiermede vertrouwende aan het bevel van U Edel Mogenden geheel te hebben voldaan en God almachtig biddende, dat hij U Edel Mogenden in langdurige gezondheid moge sparen, verblijf ik steeds,U Edel Mogenden's onderdanige dienaar,
Quirinus van der Maes
baljuw van Noordwijkerhout, Lisse, Hillegom en Voorhout
Gedaan te Lisse, 14 mei 1654.
De bewuste kalkovens, reeds in 1705 genoemd, waren aanvankelijk in het bezit der families Akersloot en Van Schoten. Op 16 maart 1713 wordt alles, "een huysje, schuuren, bergthuin en land, idem een huis met de kerk en het land daarbij behoorende, groot ruim drie morgen, verder nog drie kalkovens met twee leshuysen (om de kalk te blussen), twee schuuren en twee huisjes, werf en verdere land daaraan hoorende, groot ruim vijf morgen" aan Gerrit Cornelisse Schramade, getrouwd met Barbara Akersloot, voor f 2.650 verkocht. Daar was dus die "kerk" bij inbegrepen. Natuurlijk, de Roomse kerkgemeenschap bestond als zodanig officieel niet, zodat de "kerk" altijd op naam van een of ander particulier persoon moest staan. Op die manier is de kerk of kapel wel zeer nauw met de kalkovens verbonden geraakt.
Er zijn van de situatie rond de Kalkoverbrug verscheidene schetsen van de hand van landmeter Maurits Walraven bewaard gebleven. Het eigenaardige is, dat zij aIle kleine verschillen vertonen. Zou er intussen wat zijn gewijzigd? Een ervan vermeldt: "Junij 1737"; de hier afgebeelde is niet gedateerd.
Van links naar rechts, van oost naar west, gaat evenwijdig aan de Hillegommerbeek de Beeklaan met de Kalkovenbrug over de Leidsevaart. Links boven zijn de loodsen en schuren van de kalkovens. Aan de overzijde van de Leidsevaart, dus rechts-boven, is de "Roomse kerk" met een fIinke "Tuyn". Natuurlijk door een hoge schutting omgeven. De palen die de schutting overeind houden zijn duidelijk zichtbaar. Ook links, tussen de "sloot" en het "akkertje", is nog een goede schutting gezet. Aan de achterzijde is een "elsbos".
Men komt bij de "kerk" door van de Beeklaan via een bruggetje over de Beek de "Jaagweg" langs de Trekvaart op te gaan en dan al dadelijk rechts af te slaan. Het is duidelijk, dat de passagiers van de trekschuit door het (elst)akkertje langs de Jaagweg en de hoge schuttingen niet door de aanblik van de schuurkerk verontrust hoeven te wezen. Bovendien was alles nog door een sloot omgeven.
Aan de overzijde van de Beeklaan woonde Bijvoet. Daar zien we zijn "woonhuijs etc" en de vijf-roeden-hooibarg. Het was Hendrik Bijvoet uit Overveen, op 19 juni te Hillegom getrouwd met Barbara Cornelisdr. Akersloot, weduwe van Gerrit Cornelisse 's Gravenmade.
In Overveen zijn nog steeds Bijvoeten woonachtig, aanvankelijk garenblekers, nu al meer dan 160 jaren bloembollenkwekers. Bijvoet, Schrama, Akersloot en Van Schoten waren allen "Roomsgezind", zodat ook superstitieuze gezangen of wierookgeur geen reden tot aanstoot behoefden te geven.
Walraven vermeldt nog:
NB de midden van de Beeklaan van de vaart tot aan het armehuijs rooijt op de Hillegommer toorn.
Een denkbeeldige lijn over het midden van de Beeklaan kwam dus uit bij de dorpstoren.
Met Google maps blijkt deze dorpstoren toe te behoren aan de Maartenskerk gelegen op een terp midden in het dorp Hillegom (Raadhuisstraat 3). De oorspronkelijke kerk dateert van vóór 1500, maar van het oorspronkelijke gebouw is niet veel meer over. |
Maar nu dat "armehuijs". . .?
Pas in 1767 is het latere "Nederduitsch Hervormde Armen- en Weeshuis" gebouwd. Zou dit dan weer het "Maartenshofken" zijn, dat bij perceelsbegrenzingen soms wordt genoemd? Het moet in ieder geval dicht bij de kerk hebben gestaan. Maar waar? En hoe zag het eruit? En hoe oud was het dan wel? Nog middeleeuws? Tot nu toe kan niemand het zeggen.
Tot omstreeks 1787 heeft de kapel aan de kalkovens dienst gedaan. Van de bekende pastoor Gerlacus ab Angelius of wel Gerlach van Engelen, die in 1683 te Haarlem "aan de steen" overleed, wordt vermeld "dat dezelve aan de Buurt de Sillik heeft gewoond". Bij de oprichting van een eigen Hillegomse kerkstatie mocht het hier van de Heren in Den Haag niet meer. In "De Nederlandsche Stad en Dorp-beschrijver" leest men dan ook in de verleden tijd:
Na by de Haarlemmer Trekvaart werd by de Kalk Ovens aan de zo even genoemde Buurt de Sillik nog een tweede Roomsche Kerk of Capel gevonden, dan dezelve is van minder aanzien en klynder dan de vorigen (in Hillegom): in deze Capel werd op alle Zon- en Heilige dagen den dienst door pastoor van Hillegom (meestal verblijf houdende te Vogelenzang) verricht".
Maar goed, sinds 1787 was het afgelopen. De laatste "Kerkmeesteren van de Kalkovens" waren:
Cornelis Soutman, Jan Pieterse Langeveld, Jan van Leeuwen en Jan Erffoord.14 Van die tijd af moesten de Zilkers naar de kerk in de Vogelenzang, totdat men pas in deze eeuw een eigen kerk kreeg.
De Roomse kerk had in de tijd van de Republiek, dus tot aan de Franse Tijd, geen rechtspersoonlijkheid en we weten niet op wiens naam de kapel (met haar inventaris) stond. Mogelijk van Bijvoet, aan de overkant van de Beeklaan. Of van Schrama, die bij de kalkovens woonde.
Hoe dan ook, als Clasina Schrama op 22 maart 1815 trouwt met Wout(erus) Ruigrok uit Sassenheim, een zoon van Wouter en Gerritje Broekhof, gaan ze hier wonen. Van hun zeven zonen - het geslacht Ruigrok is in deze contreien nog steeds zeer talrijk - woonde hier later Johannes, geboren in 1847. Hij trouwde Alida Hermans. Hun tweede zoon, Hermanus, geboren op 8 januari 1880, bewoonde met zijn echtgenote, Caatje van der Hulst en hun negen kinderen, het zeer oude huis aan de Hillegommer Beek, dat volgens de overlevering de (verbouwde) oude kapel aan de kalkovens is. Thans vindt men hier nog drie van hun kinderen, Henk, Annie en Clasien. We wensen hun in dit historische huis nog vele gelukkige dagen toe!
"