Een Nederlandse Engelsman bezoekt op 70 jarige leeftijd zijn geboorteland en bezoekt naast hooggeplaatste personen onder andere zijn blekersfamilie in Bloemendaal.
Inleiding
In 1968 werd in het Amsterdamse gemeentearchief een kopie gevonden van “The diary of Sir Matthew Decker”. Het werd bewerkt, van commentaar voorzien door dr. A. Doedens, L. Mulder en A.C. Bijsmansen in boekvorm uitgegeven. Onder aan dit artikel nadere gegevens omtrent deze uitgave.
Het dagboek beschrijft het bezoek dat Sir Matthew Decker op 70 jarige leeftijd bracht aan zijn geboorteland Nederland in de zomer van 1748. Het doel van de reis was hoogstwaarschijnlijk dat hij de stabiliteit van de Nederlanden voor de Engelsen ging onderzoeken. Hij was daarvoor de aangewezen figuur, omdat hij contacten had in de hoogste kringen van zowel Engeland als Nederland.
In het dagboek echter geen uitgebreide politieke verhandelingen. Wel beschrijft hij de vele notabelen als burgermeesters, regenten en rijke kooplieden die hem gastvrij onthaalden op hun buitenverblijven aan de Vecht en aan de duinen bij Haarlem.
Tot onze verrassing bleek Sir Matthew Decker geparenteerd te zijn aan onze familie; reden waarom wij het dagboek op dat punt hebben doorzocht om te trachten onze familiehistorie aan te vullen.
Bij het samenstellen van dit artikel hebben wij veel steun ondervonden van André Dekker die zoekt naar de roots van zijn van zijn voorvader Matthew Decker. Wij zoeken naar de relatie tussen Matthew Decker en onze familie. Zie onze zoektocht naar de relatie en het artikel van André Dekker.
Herkomst familie Dekker
De protestantse familie Decker was in Antwerpen werkzaam in de lakenhandel en werden uit Vlaanderen verdreven tijdens de vervolgingen door de hertog van Alva.
Cornelis Pietersz Decker (1595-1661) vestigde zich in Bloemendaal waar al vanouds linnen werd gebleekt. Hij was daar werkzaam als bleker, maar er is in Bloemendaal geen informatie over zijn blekerij terug te vinden. Wel wordt Cornelis genoemd in 1650 als ambtsdrager in de gereformeerde kerk van Bloemendaal en waar hij ook in 1661 werd begraven.
In 1644 wordt in Bloemendaal zijn zoon Dirck Dekker geboren. In 1665 trouwt deze met de Bloemendaalse Dirckje van Hoorenburg. Dirck was inmiddels opgeklommen tot ‘winckelhouder’ in Amsterdam waar hij in 1666 als poorter werd ingeschreven. In 1671 liet hij zich vereeuwigen, gezeten op een paard met op de achtergrond een blekerij en de Sint Bavo van Haarlem.
In het Fitzwilliam Museum in Cambridge, Engeland, hangt een schilderij uit 1671 van Jan Lievens (1644-1680), voorstellende 'Dirck Decker of Amsterdam’. Het schilderij is gemaakt in de duinen van Overveen met op de achtergrond vermoedelijk de blekerij van zijn vader Cornelis en de Grote Kerk van Haarlem. Bron: NHA, de krant Ons Bloemendaal, 1-1-1998, pagina 8.
In 1678 woonde Dirck Decker in de Nes (parallel aan het Rokin) in Amsterdam en stond ondertussen bekend als ‘koopman in de Nes’. Hij trouwde daar voor de tweede maal met Catharina Paus, eveneens woonachtig in de Nes.
Uit dit huwelijk werd in 1679 Mattijs Decker geboren die zijn jeugd doorbracht in de Nes en op 18 jarige leeftijd werd ingeschreven als poorter van Amsterdam. Bekend is dat hij snel carrierre maakt en onder andere in dienst geweest is bij een welgestelde fabrikant, c.q zijde- en lakenhandelaar.
Op zijn 23e (in 1702) emigreert Mattijs naar Engeland, mogelijk omdat hij daar met zijn “eenvoudige afkomst” meer carrieremogelijkheden zag. Zijn vader is met hem meegegaan en vermoedelijk ook in Engeland overleden.
In het grafboek van de gereformeerde kerk te Bloemendaal komen we de aantekening tegen dat Dirk Dekker op 29 oktober 1692 binnen de gereformeerde kerk van Bloemendaal is begraven.
Mattijs (nu Matthew geheten) was in Engeland actief als textiehandelaar en bankier. Met name het bankieren legde hem geen windeieren (mogelijk met windhandel in aandelen?). Hij bouwde een aanzienlijke kennissenkring op , waartoe ook koning George I behoorde, die hem in 1716 in de adelstand verhief. Later werd hij directeur van de Engelse Oost-Indische Compagnie, lid van het parlement en bewoog zich in de hoogste regeringskringen.
Afbeelding van Mattijs (Mattew) Decker en zijn echtgenote Henrietta Watkins (1679-1759) dr.v. Rev. Richard Watkins, D.D. rector of Whichford , Warwickshire en Elizabeth Hyckes |
Op bijna 70 jarige leeftijd bezoekt Sir Matthew Decker van mei tot september 1748 zijn geboorteland. Vermoedelijk had zijn reis zuiver politieke redenen. In Nederland waren het roerige tijden en het volk wilde een krachtig bestuur met een stadhouder aan het roer. Dat werd de latere Willem IV die getrouwd was met Anna, de dochter van de Engelse koning George II. Matthew Decker was voor Engeland de ideale figuur om de politieke stabiliteit van hun Nederlandse bondgenoot te onderzoeken. Hij had namelijk ook in Nederland heel veel kennissen in de hoogste kringen.
Over zijn reis naar Nederland heeft Matthew Deckers een dagboek geschreven. Hoe vooraanstaand hij is wordt duidelijk door het gastvrij onthaal op de buitenverblijven van de Hollandse patriciers. Zaken speelden zich namelijk niet af in kantoren, maar het netwerken gebeurde vooral zomer’s in de mooiste landhuizen. Hij legt deze mooie zomer honderden bezoeken af bij rijke kooplieden in Amsterdam, burgemeesters van alle grote steden en was meerdere malen te gast bij stadhouder Willem II en zijn vrouw. Het dagboek schrijft echter zeer beperkt over politieke problemen. Er wordt vooral geschreven over alle personen die hij bezoekt, hoe mooi hun landhuizen zijn en wat er zoal op tafel kwam.
Wie geinteresseerd is in de politieke situatie van Nederland in die tijd en vooral ook in de personen die in die roerige tijden de dienst uitmaakten zullen het boek zeker waarderen.
De reden dat onze vereniging het dagboek doorgenomen heeft wordt veroorzaakt doordat Matthew ook verhaalt over zijn bezoeken aan kennissen en familie uit zijn jeugdjaren in Bloemendaal. Alleen over deze bezoeken hebben wij de volgende citaten gelicht uit het dagboek.
Enkele citaten uit het dagboek
Aan het begin van dagboek wordt al duidelijk dat de reis zich typisch afpeelt in vroeger eeuwen.
Blz. 23
Tijdens de overtocht werden wij aangevallen door een Frans kaperschip met 18 kanonnen. Het kwam zo dreigend op ons af dat alles werd gereedgemaakt voor een gevecht. De kaper vuurde tweemaal zijn kogels op ons af. Deze bereikten ons echter bij lange na niet en vielen in zee. Aan alle passagiers werden vuurwapens aangeboden. Sommigen pakten ze aan, ik niet. Ik ging de grote passagierskajuit binnen. Na een kwartier hoorde ik het goede nieuws dat de kaper was afgedropen.
In het artikel over de blekersfamilie Bijvoet te Bloemendaal wordt uitgebreid ingegaan op de extreem rijke familie De Neufville. Evenals de familie Decker was ook deze familie eind 16e eeuw "van alles berooft in de Spaansche furie van Antwerpen" verhuisd van Antwerpen naar Haarlem. Ook zij waren textielhandelaren en ook zij werden rijk en verhuisden daarom na verloop van tijd naar Amsterdam. Jan Isaac de Neufville (1706-1772) was ondermeer opdrachtgever voor bleker Pieter Bijvoet (1700-1745).
Door de parallel tussen de familie Decker en de familie De Neufville is het dan ook niet verwonderlijk om in het dagboek te lezen:
Blz. 25
Vanmorgen 2 juni kwam mijnheer Wynant de Neufville langs. Hij was met de nachtboot uit Amsterdam gekomen om me op te zoeken. Hij smeekte me een dag te noemen dat ik bij hem kon komen eten. Hij wil, denk ik, voor die gelegenheid flink wat mensen uitnodigen, die ik waarschijnlijk geen van allen ken. Dat is zo de gewoonte in dit land. Maar ik beklaag me er niet over.
Blz. 39
21 juni gingen de gezant Hop op bezoek bij mijnheer Abraham de Haan die op zijn buiten Limbourg in Overveen was.
In het artikel over de hofstede Schoonoord in Overveen is een aquarel opgenomen waarop aan de linkerzijde het buiten Schoonoord is weergegeven en aan de rechterzijde het buiten ‘Limbourg’. Later werd dit buiten omgedoopt tot ‘Vaart en Duin’.
Blz. 47
29 juni bezocht ik, samen met mijnheer en mevrouw Feytama, het buiten van mijnheer Abraham de Haan in Overveen bij Haarlem.
Dat mijnheer en mevrouw Feytema ook tot de upper-ten van die tijd behoorden, moge wel blijken uit het schilderij van het echtpaar.
Afgebeeld zijn mevrouw Elisabeth de Haan (1735-1800) en haar echtgenoot Jacob Feitama (1726-1797).
Het schilderij is gemaakt in 1790 door Wybrand Hendriks (1744-1831)
Collectie Mauritshuis, inv.nr. 827
Let eens op de vlek linksboven in het schilderij. In de Nederlandse Leeuw van juni 2016, jaargang CXXXIII Nr.2 is een artikel gewijd aan dit schilderij. Bij een opname tijdens de restauratie bleek op het schilderij iets weggeschilderd en kwam duidelijk een vrouwspersoon tevoorschijn. Misschien een dochter; of schuilt er soms een familiedrama achter? |
Als klap op de vuurpijl het bezoek dat Matthew Decker op 29 juni 1748 bracht aan zijn familie in Bloemendaal.
Blz. 49
’s Avonds laat op dezelfde dag legden we een bezoek af bij mijn neef De Bra, een bleker in Bloemendaal. Hij is getrouwd en heeft een kind, een mooi meisje van veertien jaar, die een opvoeding en opgewektheid toont, die haar boven haar stand uittilt. Haar vader is op zijn manier erg rijk. Hij heeft zijn bleekhuis zeer verfraaid en vergroot. In zijn ambacht is hij de grootste in de streek.
Memorabel is ook het bezoek van Matthew aan de gereformeerde kerk in Bloemendaal en de gedachten die hij daarover noteerde in zijn dagboek. Blz. 47
|
Blz. 47
30 juni - We aten thuis, in totaal met vijftien mensen. Mijnheer van der Laan, kapitein Howlatson en mijn neef De Bra met vrouw en dochter zaten ook aan.
Blz. 48
3 juli gingen we ’s morgens naar Beverwijk, naar wat men het Velserkwartier noemt. Op de heen- en terugweg reden we langs een groot aantal fraaie buitens.
Om twee uur kwamen we bij het bleekhuis van mijn neef De Bra. We genoten van een excellent maal; volmaakt opgemaakte riviervis, daarna geroosterd vlees en als dessert 22 kleine schotels. De dag werd afgesloten met een dans van dertig à veertig blekersmeiden en ongeveer twintig mannen, die ik – volgens gebruik – een vat sterk bier had gegeven.
De familierelatie Decker - Bra - Bijvoet
In het dagboek wordt de familie ‘Bijvoet’ totaal niet genoemd. Het lijkt ons echter waarschijnlijk dat Matthew de naam wel kende, gelet op hun relatie met de familie De Bra. Iets meer van zijn (vroegere) stand was ‘neef De Bra’. Dat wordt duidelijk door de zinsnede in het dagboek:
......neef De Bra is op zijn manier erg rijk......
De familierelatie tussen de familie De Bra en Bijvoet wordt omschreven in de paragraaf 'stamboom Dierick Beyvoets' in het artikel ‘Alkmaarse families in de 17e eeuw’. Daar lezen we in de paragraaf ' dat twee zonen van Jan Bijvoet circa 1660 trouwden met twee dochters van Claes Bra. Een deel van de blekerij van Bra werd daarmee praktisch in hun schoot geworpen.
Hier onder hebben we uit onze database de nakomelingen van Claes Bra gegenereerd.
Bij de eerste generatie zien we hoe de broers Lambert en Hendrik Bijvoet de zusjes Cornelia en Gertje Bra inpalmen.
In de derde generatie vinden we Pieter Bra, oftwel de neef van Sir Matthew Decker.
In het schema hebben we ook Pieter Bijvoet omcirkeld, een leeftijdgenoot van Pieter Bra (beiden geboren ca. 1700). In het artikel over de blekersfamilie Bijvoet wordt vermeld dat Pieter Bijvoet in 1745 overleed en dat in 1747 de erven het aandeel van Pieter in de blekerij aan Zomerzorgerlaan verkochten aan Pieter Bra.
Het bezoek van Matthew Decker aan zijn neef De Bra vond plaats 29 juni 1748. Matthew Decker was toen 69 jaar en Pieter De Bra ongeveer 50 jaar. Sir Matthew Decker was dus de oom van Pieter De Bra. De vader van Pieter de Bra was een jaar eerder al overleden.
Met behulp van André Dekker die onderzoek doet naar de stamboom van zijn familie hebben wij de verwantschap tussen Pieter Bra en Sir Matthew Decker als volgt kunnen samenstellen:
Dat Pieter de Bra verwant is aan Pieter Bijvoet was ons al bekend. De verwantschap ziet er schematisch als volgt uit:
Achterkaft van het dagboek.
"