In de archieven van de Bank van Pelt wordt regelmatig gesproken over het mombaarschap over kinderen. In het Groot Placaatboek van Utrecht zijn enige artikelen gevonden over het mombaarschap waarvan in dit artikel een zeer vrije vertaling is opgenomen. Hieruit is door ons een definitie van mombaarschap afgeleid.
In de huidige samenleving wordt gesproken over ouderschap en voogdijschap. Door ons is geconcludeerd dat in vroeger eeuwen het mombaarschap de rechten van het huidige ouderschap én voogdijschap combineert.
Wij houden ons aanbevolen voor een betere definitie van het mombaarschap (info@bijvoet.org).
De orginele teksten over het mombaarschap kan men onder andere vinden door te googelen op 'Een man zal zyn kinderen vermombaren'.
Het woord 'Vermombaren' zou men kunnen vertalen door: 'uitoefenen van het ouderschap c.q. voogdijschap'.
Daarnaast kan men de orginele teksten uit 1728 ook vinden door HIER te klikken.
Vrije vertaling
XVI. Van Mombaerschap
I
Een man zal zijn kinderen vermombaren totdat ze mondig zijn, te weten een knechtje tot 18 jaar, bloedverwanten tot 20 jaar. Met dien verstande dat hij jaarlijks rekening en verantwoording aflegt over het bezit van die kinderen. Als die kinderen geen bloedverwanten van hun moeder hebben dan zal hij verantwoording afleggen aan twee goede mannen, aangewezen door de schout en burgermeesters. Doet hij dat niet, dan vervalt zijn mombaarschap en zullen schout en burgemeesters momboirs aanwijzen uit de burgerij.
II
Op dezelfde wijze zal een weduwe haar kinderen vermombaaren tot ze mondig zijn. En daarover namens de bloedverwanten van hun vader jaarlijks rekening en verantwoording afleggen. Als de weduwe opnieuw trouwt vervalt haar mombaarschap. Ook zal de moeder de voogdij niet op zich nemen als de vader in zijn testament andere momboirs aanwijst.
III
De mombaar van een kind, man of vrouw, zal het goed van een kind niet aantasten. Het mombaarschap gaat pas in als de mombaar de goederen van het kind heeft geinventariseerd en aan de schout, gerecht en weesmeesters voldoende waarborgen heeft verstrekt om dat bezit te bewaren.
IV
Op dezelfde wijze zal een gebooren of gestelde mombaar van het bezit van de kinderen jaarlijks rekening en verantwoording afleggen voor de naaste vrienden, bloedverwanten, en enige aangewezen lieden van het gerecht en weesmeesters.
V
Alle mombaaren van onmondige kinderen, zullen het bezit van die kinderen deugdelijk beheren (vermombaaren) ten gunste van die kinderen.
VI
Moeilijk te begrijpen. Handelt over onenigheid over bezit en schulden van onmondige kinderen.
VII
De mombaars mogen bezit van de onmondige kinderen niet uitlenen zonder rente en de nodige waarborgen en wijsheid dat het bezit van de onmondige kinderen niet aangetast wordt.
VIII
Als de kinderen mondig worden dienen de mombaars rekening en verantwoording af te leggen aan schout, gerecht en weesmeesters over alle bezittingen, schulden en rechten (o.a. erfenissen) tijdens het mombaarschap van die kinderen en overdracht aan die kinderen. Als de momboirs voor die tijd overlijden dan zullen de erfgenamen van de mombaars rekenschap moeten afleggen en zal men de weeskinderen andere mombaars aanwijzen.
IX
Mombaars die onmondige kinderen in de kost hadden en dat niet meer kunnen zullen schout, gerecht of weesmeesters deze taak overnemen.
X
Onmondige kinderen zullen niet verzuimen, ter tyt toe, dat zij tot haaren jaren gekomen zijn, ende zullen ten alle tijde met recht mogen spreken jegens haare momboirs, om reeckeninge van hen te hebben , of om enige goederen, die zij vermeenen dat hen toebehoren.
XI
Ende waar iemand stom, dwaas of uitlandig, die niemand en hadde die hem voorstonde, die en zal niet verzuimen, dan zal men hem eenen mombaar zetten.
De laatste paragraaf etreft het naleven van alle bovenstaande artikelen door alle burgers , Schout, burgemeesters en gerecht van Utrecht.
"