Bijvoet & Byvoet Familie vzw (B&B Foundation)

Onze familie geschiedenis over de eeuwen heen

Artikelen over de familie

Lezing over onze familie in Neerpelt


Johny Spooren uit Neerpelt heeft tijdens de familiebijeenkomst in 2004 een lezing gehouden over Neerpelt in vroeger eeuwen en onze familieleden die daar toen woonden.


Al direct bij de oprichting van onze vereniging in 2001 kwamen we er achter dat onze familie afkomstig is uit Neerpelt. Het is daarom niet toevallig dat onze eerste familiebijeenkomst in 2004 gehouden werd in Neerpelt.

JohnySpoorenTijdens de voorbereidingen voor deze bijeenkomst werd Neerpelt bezocht en vonden we rasechte Peltenaar Johny Spooren bereid ons tijdens die bijeenkomst "iets" te vertellen over Neerpelt en onze familie in vroeger eeuwen.

Na de lezing ontvingen wij van hem een CD met de zeer uitgebreide archiefgegevens die door hem waren verzameld, geanalyseerd en gebruikt voor zijn lezing. Johny bedankt!

Op de CD waren ook opgenomen alle DTB gegevens van onze familie waarover Neerpelt beschikte. Deze zijn door ons overgeheveld naar ons genealogische programma. De overige documenten op de CD zijn in dit artikel opgenomen.

Inhoudsopgave:

Deel I - Neerpelt in cijfertjes

Johny Spooren heeft statistische gegevens verzameld en geanalyseerd van 11.804 Peltenaren over de periode 1600-1900.
Het betreft cijfertjes over geboorten, huwelijken, huwelijksleeftijd, gemiddelde leeftijd, enzovoorts.

Bij het overzicht over de meest voorkomende namen in Neerpelt wordt geconstateerd dat in de periode van 1600-1800 onze familienaam het meeste voorkomt (na Janszoon). Ook blijkt daaruit de toen al verschillende schrijfwijzen van onze familienaam.

Deel II - Rechterlijke organisatie in het Prinsbisdom Luik

Onderdeel van de rechterlijke organisatie in Het Land van Loon waren de schepenbanken. De door de schepenen behandelde zaken werden in registers vastgelegd. Zo vinden we in de gichtregisters koopakten, testamenten, voogdijschap, geschillen, enzovoorts. Een bron van familiegegevens zijn hierin te vinden.

Naar aanleiding hiervan heeft de vereniging in 2006 opdracht gegeven aan studenten om deze gichtregisters in het Rijksarchief te Hasselt na te pluizen op gegevens over onze familie. Zie de rubriek Archiefonderzoek.

Familieleden worden opgesomd die in die tijd een rol hebben gespeeld als burgermeester, armenmeester of schansmeester.

Deel III - De molen van Neerpelt

Geschiedenis en functie van de molen in Neerpelt vanaf 1610 tot zijn verbouwing tot villa omstreeks 1900.
De prinsbisschop gaf op 26 april 1610 toestemming aan Jan Buyvoets van Neerpelt om een molen te bouwen:

..... ériger et construire une follerie ou usine à foller draps... luy permettant de prendre hors de notre ruysseau de Dommelle le cours d'eauwe.

 


Deel I - Neerpelt in cijfertjes

Tot aan de Franse Revolutie in 1794 behoorde het Noorden van Belgisch Limburg tot het Land van Loon.
Eerst in een onafhankelijk graafschap Loon, later in een graafschap ondergeschikt aan het Prinsbisdom Luik. In het begin van de Luikse periode was het Land van Loon onderverdeeld in 5 verschillende bestuurlijke rechtsgebieden, drossaardschappen of ambten genoemd: nl, Bilsen, Hasselt, Horne, Montenaken, Pelt Grevenbroek en Stokkem.

LandkaartVanLoon

 

ambtPeltHet Ambt Pelt bestond uit de volgende gemeenten: Eksel, Hechtel, Kaulille, Kleine Brogel, Luyksgestel, Neerpelt, Overpelt en Wijchmaal.

Dit rechtsgebied had 4 schepenbanken nl. Pelt ( Neerpelt, Overpelt, Kaulille en Kleine Brogel), Eksel (Hechtel, Eksel), Wijchmaal en Luyksgestel,
Na de vele burentwisten en onenigheden werd in 1401 de nabijgelegen en zelfstandige heerlijkheid Grevenbroek ingepalmd en bij het graafschap Loon gevoegd. Zodoende kwamen de gemeenten Achel, Hamont en St.-Huibrechts-Lille erbij en werd het nieuwe rechtsgebied Ambt Pelt -Grevenbroek genoemd. Het bijgevoegde gedeelte Grevenbroek kreeg ook zijn eigen schepenbank en was gevestigd te Hamont,.

In 1962 handelde de licentiaatsverhandeling van lic. Hugo Spooren over "De demografische ontwikkeling van het Ambt Pelt Grevenbroek'. Omdat ik me al jaren bezighield met stamboomonderzoek dacht ik dit snel over te kunnen doen want nu bestaat er toch een computer. Niet is minder waar. Onze wijze van verzamelen en verwerken van de informatie gegevens was anders en de periode was vergroot. Indien ik het hele ambt Pelt Grevenbroek aan cijfertjes moet onderwerpen moet ik eerst zorgen dat alle nodige gegevens in de computer zitten en dat duurt nog een tijdje. Maar met een huidig bestand van meer dan 60.000 namen ben ik nu in staat een vrij behoorlijk beeld te geven van Neerpelt,. Latere aanpassingen zijn niet uitgesloten.

De gegevens die we nu gebruiken omvatten een periode van ca. 1620 tot en met 1899, en zijn gesorteerd onder de noemer : geboren of gestorven in Neerpelt.

Geboorten

In die periode zijn er in Neerpelt 11.804 mensen geboren en/of begraven. Het betreft 6.055 mannen , 5.717 vrouwen en 32 kinderen doodgeboren waarvan het geslacht niet is vermeld. Bij de geboorten zijn 227- twee of meerlingen gekend.

Er zijn 163 kinderen genoteerd onder naam van de moeder, hetgeen niet wil zeggen dat het allemaal natuurlijke kinderen zijn.

Van 11.790 personen is het geboortejaar en/of geboortedatum gekend. Hiernaast het verloop van deze geboorten in perioden van 20 jaren.

 

image010

Gemiddelde leeftijd

Het moeten moeilijke tijden geweest zijn waarbij ondervoeding en slechte hygiëne en ziektes een belangrijke rol speelden in de levensverwachtingen. De cijfers spreken voor zich.

Van 5509 personen kennen we hun juiste leeftijd. Hiervan haalden 837 kinderen niet eens hun eerste verjaardag en in totaal zijn 1760 mensen niet ouder zijn geworden dan 24 jaar. ( zie tabel 2). De absolute cijfers zijn hoger omdat slechts van de helft van onze populatie de geboorte- en overlijdensdata gekend zijn.
Uitgerekend in procenten betekent dit dat ca 32 % niet ouder werd dan 24 jaar.

Gemiddelde leeftijd : 44 jaar en 11 maanden !!!
Mannen : 44 jaren en 2 maanden , vrouwen 45 jaar en 9 maanden

gemiddelde leeftijd

Huwelijken

Vermits het aantal niet-gehuwden gekend is nl. 6452 personen moesten 5352 personen de bevolkingsaangroei verder zetten. Deze mensen hebben 3921 huwelijken laten registreren, waarvan een aantal na 1900.

Bij een aantal huwelijken zijn slechts de data met is slechts één partner gekend. Onvolledige data zijn niet verwerkt. Mogelijke vervollediging zal geen afwijking van betekenis te weeg brengen in de gemiddelde waardes.

huwelijken

 

Huwelijksleeftijd

De moeilijke tijden om een bestaan op te bouwen en vrouw en kinderen een enigszins behoorlijk toekomst te geven lag waarschijnlijkaan de basis van een relatief oudere leeftijd bij het aangaan van een huwelijk. In totaal hebben we van 3041 personen de leeftijd kunnen bepalen bij het aangaan van het huwelijk. Er is een plotse daling van deze leeftijd na 1900..

huwelijksleeftijd

 blauw = mannen    -     bruin = vrouwen

Aantal huwelijken per persoon

We weten dat 68 moeders gestorven zijn in het kraambed of kort daarna hetgeen circa 3 overlijdens per 100 geboorten betekende In een vast rollenpatroon waarbij de man zorgde voor het inkomen en de vrouw volledig van haar man afhankelijk was, was bij het wegvallen van een van de partners hertrouwen meestal de beste keuze.

Het aantal huwelijken kunnen we verdelen als volgt:
Van de 11.804 personen bleef 55% vrijgezel; 42% sloot 1 huwelijk; 3% sloot 2 huwelijken.

Het totale aantal van 446 personen met 2 relaties of meer wordt verdeeld in 274 mannen en 172 vrouwen.

Gemiddeld aantal kinderen per gezin

Het gemiddeld aantal kinderen per gezin berekenen wordt omwille van dit veelvuldig hertrouwen omslachtig, quasi onmogelijk. Wij hebben daarom in een andere benadering nagegaan voor hoeveel kinderen een gehuwd persoon verantwoordelijk was onafhankelijk het aantal huwelijken , het zij man , hetzij vrouw.

Van de 11804 personen tellen we de ongehuwden en personen zonder kinderen niet mee. Blijft 3628 personen.

kinderenpergezin

 

Bij meerdere huwelijken van een persoon kan bv .de man totaal 19 kinderen hebben, maar zijn verschillende vrouwen hebben er elk veel minder.

Wat meer rekenwerk leert ons dat een gehuwd persoon gemiddeld 4,34 kinderen ten laste had Vermits een gezin bestaat uit man en vrouw kunnen we stellen dat een gemiddeld gezin te maken had met gemiddeld 8,7 geboortes.

Een minder aangename bedenking is dat bij de gemiddelde huwelijksleeftijd van 31,7 jaren voor mannen en 27,7 jaren voor vrouwen en bij een gemiddelde leeftijd van 44 jaar en 11 maanden de man gemiddeld slechts 13 jaren de vrouw slechts 17 jaren de tijd kregen om 8 tot 9 kinderen groot te brengen.

De keuze van de huwelijkspartner

De Neerpeltenaar zocht zijn man of haar vrouw niet allen rond te kerktoren. De 11.804 personen die in aanmerking komen voor onze statistiek werden op tal van plaatsen geboren en vestigden zich na huwelijk of verhuis van ouders in Neerpelt.
De voornaamste geboorteplaatsen vermelden we hieronder in volgorde van belang.

gemeenteverdeling

Bovenstaand overzicht geeft toch een kleine indruk van de verhoudingen van de gemeentes onder elkaar. Van de 5352 personen die gezorgd hebben voor de bevolkings-toename in Neerpelt er 2924 van buiten Neerpelt m.a.w. meer dan 54 %.

Men zou bijna zeggen, dank zij de buren hebben we het overleefd.
Opvallend is de geringe betrokkenheid van Luyksgestel dat toch tot het Ambt Pelt behoorde.

Het was ook mogelijk dat een Neerpeltenaar met man of vrouw naar de vreemde trok en daar begraven werd. In de bovenstaande tabel lezen we dat in Neerpelt 8880 personen geboren zijn. Hiervan hebben we van 4616 personen de begraafplaats teruggevonden.

Welke families kwamen het meeste voor:

voorkomen namen

 

Gemiddelde leeftijd

Uit de beschikbare gegevens is voor de gemiddelde leeftijd voor Neerpelt berekend:
mannen : 44 jaar
Vrouwen: 46 jaar

 

De naam Bijvoets

Betekenis:

Volgens Dr. Frans De Brabandere zijn er drie verklaringen van de naam

1) Eventuele variant van BIVORT : waarbij Bivort dan een plaats aanduiding is. Het zou een klank verandering gehad hebben zoals b.v. Van Dievoort = Van Dievoet.

2) Bijvoetis een bijnaam doordat bijvoet de oude benaming is van St.-Janskruid.

3) Eventueel een plaatsnaam in Nokere (Oost Vlaanderen) Vermeld is in 1396: Willem BIVOET in Denderleeuw, in de 15de eeuw in Molenbeek is er sprake van Gieliis BIVOETS weghe, en in 1630 in Boechout van Hermanni BIJVOET.

Schrijfwijze en voorkomen in archieven van Neerpelt

naamverschillen

 

Borgbrieven

Racisme is blijkbaar van alle tijden of tenminste uitspraken en handelingen welke nu als dusdanig worden beschouwd. Want wat te denken van Neerpeltenaar Arnoldus Spooren die verliefd geworden was op een meisje in Groot Zundert en wilde gaan trouwen. Maar dat was niet zo makkelijk als gedacht. Alvorens te kunnen huwen moest hij aantonen dat hij ernstige bedoelingen had en een 'fatsoenlijk' burger was. De pastoor en gemeentebestuur moesten hem een bewijs van ' goed gedrag en zeden' meegeven.

En deze luide als volgt:

Wij A. Gybels, pastoor van Neerpelt, Jacobus Gelis armester, Mathias Spooren , Adam Voets , Matheus Slegers alias Roels, borgemeesters en provisoren der amen tafel van Neerpelt Lande van Luyck in het grafschap Loon gelegen, verclaren en certificeren , gelijck craghte deses zijn doende, als dat arnoldus Spooren , gebortigh en inwoonder deses voornoemde gemijnte neerpelt, sigh ten alle teijde alhier, voor soo veel ons bekent is, ser eerlijk heeft gedragen en aangesien de voornoemde arnoldus van sin is , sigh te begeven tot d'houwelijke staet tot groot Sundert berronie van breda, soo beloeven wij dat den selven arnoldus nimmermeer sal coemen te laste van groot sunders voornoemd, of enige andere plaatsen alwaar hij hem in tijd en wijle metter woon mochte koomen te nederzetten, maer in tegendeel nemen wij op onze armen casse den eventuelen last van armoede off alimentatie de welke den solchen arnoldus Spooren het eeniger tijde van noode soude connen hebben, immers om hem beneffens andere onse arme daeruyt te besorghen, soo veel de noot der casse eenighsints sal connen leijden, alle magistraten van de arme besorger daer van bij en mits desen bevrijdende, mits voorens tijdelijk geadverteerd te zijn , tot corrobatie en meerdere verzekeringe deses hebben wij , voornoemde mombairs , dit eygenhandigh ondertekent , op heden den 24 juni 1768.

Vertaling.

Wij, A Gijbels pastoor van Neerpelt; Jacobus Gelis armenmeester, Mathias Spooren , Adam Voets en Matheus Slegers alias Roels, burgemeester en provisoren ( bestuursleden van de algemene armenzorg) van de armen tafel in Neerpelt, land van Luik in het graafschap Loon gelegen, verklaren en bevestigen, gemachtigd door hun mandaat, als dat Arnoldus Spooren, geboren en inwoner van vermelde gemeente Neerpelt , zich te allen tijde hier – voor zover ons bekend is- zeer eerlijk heeft gedragen en aangezien de genoemde Arnoldus van zin te gaan trouwen in Groot Zundert, Baronie van Breda , beloven wij dat deze Arnoldus nooit ten laste zal komen in Groot Zundert of enige ander plaats waar hij zich zal vestigen, en nemen wij ten laste van onze armenkas alle lasten van armoede of alimentatie welke Arnoldus in tijden van nood zou kunnen hebben, om hem naast onze andere armen te verzorgen in de mate van het mogelijk dat onze kas deze lasten kan dragen. In aanwezigheid van alle magistraten van de armenzorg en na openbare aankondiging om onze beweringen te staven en te verzekeren, hebben wij , voornoemde voogden, dit document eigenhandig ondertekend op heden de 24 jini 1768.

 

Borgbrieven hebben een grote genealogische waarde en plaatsen personen in hun juiste omgeving. Bovenstaande is nog erg karig met informatie i.v.m. data.

In Neerpelt zullen ook wel borgbrieven zijn toegekomen van mensen die zich hier wilden vestigen maar zij zijn bij ons weten niet bewaard gebleven. Het was in deze contreien echter geen algemene regel want van arme regio's naar rijke regio's was moeilijker dan wel andersom. Omwille van de veiligheid was men al blij dat er burgers bijkwamen.

De armentafels of de tafels van de Heilige Geest waren in de meeste gemeentes aanwezig en zorgden voor, zoals het woord zegt, de armen van de gemeente. Dit systeem bestond al van in de Middeleeuwen en was in het leven geroepen door de kerk. De zorg voor de armen mondde later via 'De openbare onderstand" uit in het OCMW.

Vermits er geen vaste bijdrage bestond aan deze kas was het beheer ervan niet zo gemakkelijk en de inhoud van deze kassen was niet onbeperkt. De kerkelijk onderneming had ook een burgerlijk, (lees gemeentelijk) bestuursorgaan. Daarom, elke gemeente trachtte haar uitgaven steeds te beperken en eventueel de onkosten te verhalen op derden. Toch zeker als men weet dat in die tijd de burgemeesters meer inners van belastingen waren dan wel bestuursleden zoals heden. Een borgbrief bezorgde de nieuwe gemeente een borgstelling en de zekerheden omtrent de nieuwe inwoner , hij was van goed gedrag en zeden maar vooral hij was solvabel, de gemeente van herkomst stond borg en de nieuwe bewoner kwam, voorlopig althans, niet ten laste van de armentafels. Er staat nergens vermeld hoe groot de borgstelling was ,maximaal, en ook niet hoelang deze borgstelling duurde. Het rekbaar begrip 'nodige en voldoende tijd' werd waarschijnlijk regelmatig gebruikt.

Het ontstaan van deze borgbrieven is vermoedelijk in verband te brengen met een toename van kleine volksverhuisjes. Gezinnen die elders het geluk of de kostwinning gingen zoeken.
Deze verhuizingen zullen meer dan waarschijnlijk een overlast aan landlopers en bedelaars met zich meegebracht hebben. Ondanks alle kerkelijke solidariteit redeneerde men toen in de zin van eigen inwoners eerst.
Andere benamingen voor borgbrief zijn ook nog 'akte van cautie' of 'akte van indemniteit'.
(= schadevergoeding , schadeloosstelling, bekrachtiging achteraf van oorspronkelijke ongrondwettelijke optreden).
Kon iemand zo'n acte niet overleggen dan eiste de nieuwe vestigingsplaats soms een 'acte van renuntiatie', dwz een acte waarin de betrokkene afstand deed van zijn rechten op ondersteuning.

J. Spooren


 

Deel II - Rechterlijke organisatie in het Prinsbisdom Luik

Inhoudsopgave:

Publiekrechterlijke instellingen : Gichten

1. Historische achtergrond
1.1. Allodiaal goed
1.2. Feodaal goed
1.3. Laat goed

2. Rechterlijke organisatie in het Prinsbisdom Luik

3. Enkele algemeenheden over de gichten.
3.1. De schepenbank .
3.2. Een laat- of cijnshof.
3.3. Wat vinden we in de Limburgse gichtregisters.
3.4. Welke genealogische gegevens vinden we in deze stukken.
3.5. De titulatuur in de schepenregisters.
3.6. Voornaamste termen uit de akten van de schepenregisters

4. Kaarsbranding

5. Gebot of Lantgebot.


 

Publiekrechterlijke instellingen Gichten

De voornaamste bronnen om onze stamboom te gaan stofferen zijn, naast o.a. het notariaat en de leenregisters, de zogeheten gichtenboeken of de schepenregisters. Gichten of giften betekenen geven, m.a.w. een overdracht of een gift doen. Deze gichten werden in gichten- registers ingeschreven en zijn ons door de schepenbanken en de cijnshoven nagelaten. Voor de juiste situering van de schepenbanken lijkt ons een kort historisch overzicht nodig.
Dit overzicht is erg beperkt en het verdient aanbeveling de geschiedenis van het Graafschap Loon even onder de loep te nemen wil men hierin een uitgebreider en beter inzicht krijgen.
De organisatie van de rechtspraak in onze streek liep in de late Middeleeuwen en in de eeuwen van het Ancien Régime, voor een buitenstaander, erg moeilijk en gecompliceerd. Alles had te maken met de opslorping van het Graafschap Loon door het Prinsbisdom Luik en de gelijktijdige handhaving van beide rechtsregels.

1. Historische achtergrond.

Na vele omzwervingen van volken en stammen regeerden vanaf de vierde eeuw een federatie van Salische Franken in onze streken. Via de Karolingers en de, daaruit gegroeide, machtige Duitse dynastieën maakten zij er een keizerrijk van verdeeld in de verschillende koninkrijken, graafschappen, hertogdommen etc, etc, m.a.w. zij waren druk bezig hun macht te verstevigen en te bestendigen door de verdeling van de gronden met bijbehorende rechten en plichten, en toen was Europa nog groot.

Nog voor het jaar 1000 versmolten de Maasgouw en twee noordelijke graafschappen van Haspengouw tot het Graafschap Loon. Later werd door erfenis nog het gebied Taxandria (de Limburgse Kempen) bijgevoegd en de hoofdplaats werd LOON (= Borgloon). Het Graafschap Loon omvatte het grootste gedeelte van de huidige provincie Limburg en telde 10 steden waaronder, in onze regio, Beringen, Bree, Hamont en Peer. Nadat het grafelijk huis van Loon uitgestorven was werd het graafschap in 1365 bij het prinsbisdom Luik ingelijfd. Toch blijft er een gedeeltelijke autonomie bestaan v.b. financieel en gedeeltelijk het recht (Loonsrecht).

Bij de Franse revolutie kwam ons gebied bij het Franse departement van de Nedermaas d.w.z Nederlands en Belgisch Limburg. Na de onafhankelijk van België is er nog wat getwist maar in 1839 werden de beide Limburgen definitief van elkaar gescheiden waarbij b.v. Lommel definitief naar België kwam en Bergeyk bij Nederland bleef.

Het begin van de rechtspraak leek gebaseerd te zijn op het al of niet bezitten van grond en alle rechten en plichten die er mee gepaard gingen. Door al die verdelingen waren in de loop der jaren drie soorten grond ontstaan.

1.1. Allodiaal goed:

Eigen grond, eigen goed, hierop rustte geen enkele verplichting. 
De eigendommen van de LEENHEER.
Deze eigendommen konden zonder verdere problemen overgaan aan de kinderen.
Geschillen werden uitgevochten voor de erfhoven.

1.2. Feodaal goed: 

Leengrond : grond waarop een verplichting van militaire aard rustte.
Grond beheerd door de LEENMAN. Geschillen werden uitgevochten voor de Leenhoven.
Het leenstelsel is geboren uit het erfelijk worden van het beneficium en de vazaliteit.
Het beneficium: de bebouwde of betrouwbare grond. Het vruchtgebruik van deze grond werd door de bezitter of eigenaar toevertrouwd aan een vrij man. Deze stelde als tegenprestatie, gedurende zijn leven ten dienste te staan van deze leenheer, hetgeen vooral militair bedoeld was.
-Vazaliteit: De leenman was de vazal van de leenheer. Op het ogenblik dat de leenheer begreep dat het voor hem veel gemakkelijker was en interessanter de opvolging van zijn vazal te laten verzekeren door een jongere kracht in de persoon van diens zoon werd de vazaliteit geleidelijk aan erfelijk, tot het ogenblik dat erfelijkheid een verworven recht was geworden. De zoon wenste niets liever want hij bleef alzo in het bezit van het leengoed. Deze erfopvolging werd opgetekend in de leenregisters.

1.3 Laat goed:

deze grond werd bewerkt door de laten of (onder)horigen. Zij bewerkten of huurden de grond voor eigen rekening of uitsluitend voor de heer. In het geval van eigen rekening moest er een soort pachtgeld betaald worden. Dit betekende dat de grond nooit een volle onbelaste eigendom was en dat men de cijns kan beschouwen als de voorloper van de huidige grondbelasting. Alle problemen en geschillen werden beslecht voor de cijnshoven. Deze hoven hielden zich in hoofdzaak bezig met realisatie en registreren van de overdracht van de goederen, cijnsplichtig aan het hof en zo kon de cijnsheffer nagaan wie de bezitter was van de cijnsgrond. Ook noteerde men delingen, testamenten en rentevaststellingen (zie verder). Alle instellingen of personen die voldoende cijnzen te innen hadden om het bestaan van een dergelijk cijnshof te wettigen mochten een cijnshof houden. Het bestuur van een cijnshof / laathof bestond meestal uit zeven en minstens uit 4 'laten' die onder het voorzitterschap van een meier stonden. De laten of horigen, of mansionarii waren de bezitters van de cijnsgrond. Meestal was de meier één van de zeven laten en deed hij gelijktijdig dienst als secretaris. De boekhouding werd later meestal door advocaten en/of notarissen bijgehouden zonder dat deze noodzakelijkerwijze tot het laathof behoorden. De opbrengsten die meestal in natura - koren, haven, hoenders, eenden, etc,- werden betaald, werden meestal op een gemeenschappelijke plaats bij elkaar gebracht en dan verkocht. Daar de cijns-/ laathoven eigenlijk een burgerlijke rechtsmacht was waaraan een lagere bevoegdheid was toebedeeld werd dit omwille van de strafrechterlijke bevoegdheid afhankelijk gemaakt van een rechtbank in hogere rang en dit was de schepenbank, welke deze strafrechterlijke macht en bevoegdheid had. Deze voogdij zou ertoe leiden dat deze laat- /cijnshoven langzaam maar zeker zullen verdwijnen. Maar ook de schepenbank had zijn meerderen, waarover later.

Zoals gezegd bleef de rechtspraak Loons. Tenminste ...
Na de annexatie door het Prinsbisdom Luik bleven wetten en regels van beide rechtsgebieden bestaan. Dit betekende dat de schepenbanken onder leiding van een scholtus kwam te staan in de steden, en de binnen- en buitenbanken ontstonden.

Binnenbanken: oordelen en vonnissen volgens de Luikse wetten en gebruiken.
Hoger beroep was mogelijk bij de hoge schepenbank van Luik.
Buitenbanken: oordelen en vonnissen volgens de Loonse wetten en gebruiken.
Hoger beroep was mogelijk bij de schepenbank van Vliermaal.

Een verdere strafrechterlijke en militaire macht was toebedeeld aan de drossaard. Limburg was
opgedeeld in zes drossaardschappen of ambten.
Neerpelt ressorteerde onder het Ambt Pelt-Grevenbroek met de volgende gemeentes: Achel, Hamont, St.-H. Lille, Neerpelt, Overpelt, Kaulille, Kleine Brogel, Eksel, Wijchmaal en Hechtel.


 

2. Rechterlijke organisatie in het Prinsbisdom Luik (16de -18de eeuw)

rechterlijke organisatie


 

3. Enkele algemeenheden over de gichten.

(tekst : Paul Van Baelen, voorzitter VVF Limburg.)

3.1. De schepenbank.

De schepenen bezaten de hogere jurisdictie, m.a.w. de criminele rechtspraak of het recht de misdaden, zoals moord, brandstichting, roof, enz., te vonnissen. Deze rechtspraak werd uitgeoefend door de schepenbanken of schepenhoven. Beroep tegen hun uitspraak was niet mogelijk.

In latere tijden werd de procedure (ondervraging en scherper onderzoek) en het vonnis gedicteerd door de schepenen van Vliermaal, die bekwame rechtsgeleerden waren. De plaatselijke schepenen spraken dan "geseeten op hunnen gewoonelijcken richterstoel" het vonnis uit, hun voorgeschreven door het hof van Vliermaal. Soms werden zij door de drossaard gemaand om een vonnis te vellen, behalve in de heerlijkheden en de steden, waar een speciale hoge officier als drossaard fungeerde. Moesten de schepenen uitspraak doen in burgerlijke zaken van enig belang en konden zijzelf de knoop niet doorhakken, dan mochten zij aan Vliermaal een lering vragen. Dank zij deze leringen of toelichtingen kwam er geleidelijk eenheid in de rechtspraak van burgerlijke gedingen. In tegenstelling met een cijnshof spraken zij de inbeslagneming en de onteigening van goederen uit en zetelden als crimineel gerecht. We mogen zeggen dat de schepenbank een rechtbank was die ieders bezit en vrijheid beschermde en alle overdrachten van goederen deed inschrijven. Elke schending van vrijheid en recht werd er door beteugeld, gevonnist of bestraft. Een hinderend misbruik werd voorkomen door het inschrijven in de schepenregisters van de gedragslijn, die door de buurtschap op de jaargedingen werd bepaald. Vanaf de inschrijving of registratie stond het onder de hoede van het bankrecht of de wet, en overtreders konden bijgevolg door de schepenbank vervolgd worden.

3.2. Een laat- of cijnshof.

Een cijns- of laathof was bevoegd over goederen waarvoor een cijns aan de heer verschuldigd was. Zijn bevoegdheid was beperkt tot het zakelijk recht, namelijk:
a) het registreren van verkopingen, verheffingen, delingen, testamenten en rentevaststellingen.
b) beslechtingen aangaande geschillen behandelde het enkel tot aan de inbeslagneming.
De uitvoering van dit vonnis werd toevertrouwd aan de schepenbank van het grondgebied waaronder het cijnshof ressorteerde.
Voor de samenstelling van dit hof zorgde de heer, de eigenaar van het cijnsgoed. Omwille van het feit dat aan een cijnshof slechts de lagere rechtsbevoegdheid was toebedeeld, moest het noodzakelijkerwijze afhankelijk worden van de plaatselijke schepenbank. Deze voogdij leidde stilaan tot het verdwijnen van overtollige en kleinere cijnshoven. Door de goede organisatie van het gerecht, had de bevolking geen voordeel meer bij het voortbestaan van afzonderlijke cijnshoven. Enkel door toedoen van de grondbezitters en de kracht van de overlevering, bleven een aantal van deze "laetbancken" bestaan tot aan de Franse Revolutie.
Cijns- of laatbanken zijn dus de oudste rechterlijke instellingen met lagere bevoegdheden, die meestal bij de oprichting van schepenbanken verdwenen.
Cijnsboeken nu zijn de registers waarin de cijnsplichtigen of zij die cijns (we kunnen het pachtgeld noemen) verschuldigd waren, staan opgetekend.

De cijnshoven en schepenbanken traden ook op als een soort ontvangers van de registratie en hebben ons drie soorten van registers nagelaten:

- Criminele rollen (misdaden): hier was enkel de schepenbank bevoegd;
- Burgerlijke rollen: processen over geld en/of goed;
- Gichten: overdrachten, het geven van geld of goederen, testamenten, huwelijkse voorwaarden.

In principe moest een verkoop bij een cijnshof geregistreerd worden. Waar er geen was of geen meer bestond, moest dit gebeuren voor de schepenbank. Cijnshoven konden, zoals reeds eerder gezegd, geen goederen die van hen afhingen in beslag nemen. Hiertoe was alleen de schepenbank bevoegd.
Het spreekt vanzelf dat de meeste, de voornaamste en ook de oudste gichtenregisters deze van de schepenbanken zijn.

3.3. Wat vinden we in de Limburgse gichtenregisters?

1. Aankopen van gronden en huizen.
2. Geldleningen met steeds een huis of grond als hypotheek.
3. Verheffingen of reliefs: "ophelderingen" na het overlijden van de laatste tochtgenoot of vruchtgebruiker (=aangifte van successie). Vergeet niet dat volgens het Loons recht de overblijvende echtgenoot recht had op het vruchtgebruik van de goederen die de overledene eens bezat!
4. Huwelijkse voorwaarden en testamenten.
5. Voogdij- of momberrekeningen (aanstelling van een momber voor wezen).
6. Delingen of verdeling van de nalatenschappen.
7. Procuraties of machtigingen om te verkopen.
8. Notariële akten die gerealiseerd of geregistreerd werden.
9. Grenzen en palen van de gemeente.
10.Visitatie van huizen.

3.4. Welke genealogische gegevens vinden we in al deze stukken?

  • In de testamenten en de huwelijkse voorwaarden vinden we de juiste datum van de akte, maar niet van de geboorte, het huwelijk of het overlijden, maar wel de namen van de familieleden.
  • Delingen geven ons de naam van de erflater en van de erfgenamen, dus gewoonlijk het aantal kinderen en eventueel het aantal aangetrouwde kinderen.
  • In verheffingen of reliefs vinden we de benaderende data van het overlijden. Men kreeg zes maanden tijd om verheffing te doen.
  • Verkopen en leningen vertellen ons iets over de financiële en sociale toestand van de familie.
  • Heel wat akten uit de gichtenregisters laten ons toe de namen van man en vrouw te ontdekken en de samenstelling van het gezin te onderzoeken. Op die manier vullen zij bijgevolg de gegevens uit de doop-, huwelijk- en overlijdensregisters aan.
  • Aankopen van gronden en huizen maken ons vertrouwd met het goed waarop onze voorouders woonden en werkten.
  • Huwelijkse voorwaarden geven ons zeer dikwijls de namen van de wederzijdse partijen en hun familie.
  • Rekeningen van voogdij (momberrekeningen) en visitatie van huizen vertellen ons over de welvaartstaat van onze voorouders en zeggen ons waar en hoe ze geleefd hebben.

Als de schepenregisters hoger opklimmen dan de parochieregisters, dan maken zij het ons dikwijls mogelijk nog enkele generaties meer te vinden dan we al hebben. Zij leveren ons echter geen juiste data meer van doop, geboorte, huwelijk en overlijden. Deze registers en ook soms de rolregisters geven ook de benoemingsakten van schout en schepenen.

Samenvattend kunnen we stellen dat de schepenregisters enerzijds de parochieregisters aanvullen en anderzijds deze vervangen als ze niet hoog genoeg opklimmen in de tijd. Door het leren kennen van het beroep van onze voorouders, hun sociale toestand en de eigendommen die ze bezaten, stofferen de gichten onze stamboom. De gichtenregisters zijn daarom ook de voornaamste bron voor het samenstellen van een familiegeschiedenis.

3.5. De titulatuur die wij in de schepenregisters aantreffen.

De schout.
De schout was de hoge officier of de vertegenwoordiger van het centraal gezag, nl. de prins-bisschop, of voor sommige heerlijkheden van de heer van het grondgebied en werd door hem voor het leven benoemd. De schout trad bij de schepenbank op als openbaar ministerie in burgerlijke gedingen. Het was echter de luitenant-drossaard die deze functie in criminele zaken uitoefende. De meier vervulde deze taak in burgerlijke gedingen bij de cijnshoven.

De schepenen.
Schepenen in het Graafschap Loon waren geen gemeentebestuurders zoals nu, maar rechters die voor het leven benoemd waren. Zij vervulden bovendien dezelfde functie als de huidige ontvangers van de registratie. Ook zij werden benoemd door de prins-bisschop of de heer van de heerlijkheid.

De kapitein.
Prins-bisschop Ernest van Beieren wilde, zonder tussenkomst van de staatskas, toch over een leger beschikken. In 1587 richtte hij zich daarom tot zijn rechterlijke officieren, drosten, schouten en meiers. Alle inwoners tussen 18 en 59 jaar werden dienstplichtig verklaard en waren verplicht de wapenschouwing bij te wonen. Op het platteland werden de drosten benoemd tot kolonels van dit leger, dat uit afdelingen van ca. 300 manschappen bestond. Het bevel over zo'n afdeling werd toevertrouwd aan een kapitein. Zo had ieder dorp van enig belang zijn "capiteyn van de huyslieden". In feite was dit leger een soort burgerwacht.

De burgemeester.
De burgemeesters (minstens twee of één per gehucht) werden jaarlijks in elk dorp door de gemeentenaren gekozen. Zij bestuurden de gemeente, moesten haar belangen behartigen en vermijden dat haar enige schade berokkend werd. De burgemeesters waren de woordvoerders van het volk en stonden in voor het bewaren en vrijwaren van de rechten en de verkregen voorrechten van de gemeentenaren.
Zij konden echter in naam van de gemeente geen verbintenis aangaan, maar moesten hiervoor eerst de toestemming verkrijgen van de inwoners. De grootste en zwaarste last van de burgemeesters was echter het ophalen en innen van de "schatcedule" of de gemeentebelasting en het opmaken van de eindrekeningen. Zij gingen ook leningen aan, betaalden de intresten, stonden in voor de betaling van de wedde van de kapelaan, de schoolmeester, de koster, enz. Het waren dan ook zeer dikwijls echte gemeenteontvangers. In de steden gebeurde het ook soms dat één van de burgemeesters door de prins-bisschop werd aangesteld. Zij legden steeds de eed af in handen van de schout en werden in hun zware taak door raadsleden bijgestaan. Verder waren er ook kerkmeesters en H. Geest- of armenmeesters, de regeerders van de armentafel.


 

Overzicht van de familie Buyvoet in het AMBT PELT

Burgemeesters

N.B.: Opgenomen zijn uitsluitend de jaren waarin een van onze familieleden optrad als burgermeester. Het Broeseind, Grote Heide, het Herent en het Boseind waren vroeger gehuchten (kerkdorpen) rond Neerpelt; tegenwoordig opgeslokt door de gemeente Neerpelt.

burgermeesters2

Na de Franse revolutie in 1800 was nog burgermeester: Johannes Buyvets ( voor 1 jaar)

Armenmeesters:
1730: Govert Buyvoets
1732: Barth. Buyvoets
1763: Hendrik Buyvoets
1797: Joannes Buyvoets
1801: Govert Buyvoets

Schansmeesters : Broeseind
1757: Peter Jos Buyvoets en Lambert Welms

Schansmeesters Herent:
1761: Gerard Buyvoets en Willem Simons
1765: Peter Buyvoets en Hendrik Gubbels
1770: Peter Buyvoets en Arnoldis Snyders
1772: Gerard Buyvoets en Hendrik Smidts
1788: Peter Buyvoets en Hendrik Gielen
1793: Peter Buyvoets en Joes Walbers
(lijst loopt door tot 1821)

De gezworenen.
De gezworenen - meestal oud-burgemeesters - werden ook jaarlijks door het volk gekozen. Samen met de burgemeesters vormden zij de gemeentelijke magistratuur. Zij zijn de rechtstreekse voorlopers van de huidige burgemeesters en schepenen en vormden later de gemeenteraad. Iedere wijk of gehucht had zijn eigen vertegenwoordiging, maar de functies bleven beperkt voor de duur van slechts één jaar.

De schatheffer
De "schat" was de gemeentebelasting op gronden. Volgens de omstandigheden werden zij éénmaal tot soms twaalf maal per jaar geïnd (cfr. oorlogen, doortochten van vreemde troepen of troepen in winterkwartier). Het woord "schatheffer" is voor onze dorpen de oudste benaming voor burgemeester.

De gerechtsbode.
De gerechts- of "gerichtsbode" was de dienaar of knaap van de schepenbank en werd door de schepenen aangesteld.

De veldbode.
De "veldbode" was de door de gemeente aangestelde veldwachter. De functies van gerechts- en veldbode werden zeer dikwijls door één en dezelfde persoon uitgeoefend.

De secretaris.
De titel van secretaris was voorbehouden aan de schrijver of de griffier van het gerecht en was gewoonlijk ook schepen.

Voogdgedingen.
Voogdgedingen noemde men de samenkomsten van de gemeentenaren, die driemaal per jaar plaats hadden. Op die vergaderingen werden de dorpskeuren voorgelezen en verbeterd of aangevuld. Ook mocht er iedereen om recht verzoeken en werden er de plaatselijke gewoonten uitgewerkt.

De genachten.
Genachten waren de vaste zitdagen van de schepenbank, die gewoonlijk om de veertien dagen gehouden werden.

3.6. - De voornaamste termen uit de akten van de schepenregisters.

Coop:
1. Handel.
2. Het verkrijgen van een leen krachtens ruiling, schenking, koop of erflating.

Erfcoop:
Een koop waarbij een eigendom voor altijd overgaat.

Erve:
Onroerende eigendom, vast goed, vooral landgoed en grondbezit.

Erfbrief:
Een oorkonde of geschreven stuk waarbij iemands recht op een onroerend goed wordt bevestigd.

Erfcijns:
Een erfpacht of erfelijke rente te voldoen aan de eigenaar.

Erfcoren:
Een rente in graan.

Erfmomber:
De voogd die door erfrecht krachtens bloedverwantschap tot voogdij geroepen wordt.

In de gichten komen we vaak namen van familieleden tegen die als een 'mombar' worden aangeduid. Dan betreft het dus vaak een voogd.

Erfpenningen:
"den penninc 20" - "tiende penninc" = hetgeen wij procent noemen; zo is "den penninck 20" gelijk
aan 5%.

Rente:
Een rente is een jaarlijks weerkerende betaling waarop men meestal recht verkrijgt door het betalen van een eenmalige som. Deze overeenkomst noemt men "rentecoop", m.a.w. het verkopen van een rente. Het lenen van geld op rente werd beschouwd als woeker en was dus verboden. De trekker van een rente of van de jaarlijkse opbrengst van een vast goed is de renteheffer, en wie moet betalen de schuldenaar.

Soorten:

  • Lijfrente: een rente die vervalt met de dood van diegene op wiens naam ze stond of staat.
  • Erfrente: meestal een jaarlijkse rente die niet met de dood van de geldschieter verviel. Normaal was ze onlosbaar, t.t.z. dat de renteplichtige de lener niet kon dwingen aflossing te aanvaarden. Later werd dit soort renten wel losbaar en dan oude renten genoemd.
  • Opbrengst in geld, inkomsten uit land of vaste goederen, een bedrijf, bediening of belasting, e.a.

Rentebrief:
Het was een geschreven akte waaruit bleek het genot van een rente te bezitten. Rentebrieven konden aan derden worden overgedragen.

Rente "vercoopen" = het opnemen van geld tegen een rente.

4. Kaarsbranding.

Bij openbare verkopen stak men een kaars aan en de opbieder, op wiens bod de kaars uitging als hoogste en laatste bieder, was de koper. Zulke verkopen werden gewoonlijk tijdens drie op elkaar volgende zondagen in de kerk door de pastoor bekend gemaakt. Nadien volgde dan de "kersbrandinge".

5. Gebot of Lantgebot

  • Openbare afkondiging of bekendmaking betreffende het algemeen belang van de gemeente gebeurde driemaal per jaar (de maart-, mei- en oogstgeboten). Het ging o.a. over de wegen, het ruimen van de beken, omheiningen of afsluitingen, akkerschade, het hoeden van kleinvee, aren lezen, enz.
  • Gerechtelijke aanmaning:
  • Evictie: uitwinning of rechtsvordering om aan iemand de eigendom van enige zaak of goed te ontnemen, het verhalen van een vordering op de goederen van de schuldenaar (uitwinning wegens wanbetaling), goederen verkopen tot tenuitvoerlegging van een vonnis.
  • Klein gebot: zo noemde men de drie eerste maningen voor de uitwinning of evictie met levering of inbezitstelling van het goed.
  • Groot gebot of groot lantgebot: het was de vierde en laatste maning voor de uitwinning met de levering of inbezitstelling van het goed m.a.w. beslaglegging toegestaan. Dit gebot moest geschieden voor de schout en vier schepenen. Bij miskenning van een groot gebot kreeg een man de doodstraf en een vrouw een 100-jarige verbanning, dit volgens de "Coûtumes du pays de Liège".

 

Deel III - De molen van Neerpelt

molen4 

Voorgeschiedenis

In een oorkonde van de abdij van Floreffe lezen we dat Christiaan, abt van St.-Truiden, oorkond dat de abt van Floreffe van zijn klooster en van Lodewijk (II), graaf van Loon, een terrein verworven heeft bij Neerpelt in een moeras te Varendonck. In een andere oorkonde lezen we:

op maandag 1 oktober 1218 Christiaan, abt van de abdij te St.-Truiden, verklaart dat Henricus, magister de Heccele (Eksel) en confraters, van hem en van Lodewijk (II),de graaf van Loon, de toelating hebben verkregen een molen te bouwen op de Dommel in hun gemeen allodium van Neerpelt, op de plaats Varendonc, t.t.z. ongeveer twee mijlen van Eksel [1].

Dit perceel, vaerendonck wordt in het Schatboek van 1780 [2] vermeld als: bemd genaemd de vaering; het was toen in het bezit van Renier Delonet, rentenier uit Luik. [3]
Deze gebouwde molen was een dwangmolen waar de bewoners van de omliggende dorpen hun koren moesten doen malen. Indien een hunner er op betrapt werd, dat hij elders deed malen werd meel en zak verbeurt verklaart.
Het ontginningswerk en landbouwuitbatingen, zoals die van de abdij van Floreffe te Overpelt, hebben in de late middeleeuwen ongetwijfeld geleid tot een verbetering van de landbouwmethodes in het algemeen en tot nieuwe ontginningen van de heidevelden. De schapenteelt werd bevorderd door het voorhanden zijn van honderden hectaren heide, het specifieke terrein voor de schaapskudden.

De grote wolopbrengst leidde tot een opbloei van de lakennijverheid met al de aanverwante activiteiten. Overpelt kreeg zelfs de toelating van Ferdinand van Beieren, de prins-bisschop van Luik [4] ,voor de oprichting van een kleine lakenhal.

Voor Neerpelt gaf dezelfde prinsbisschop, op 26 april 1610, aan Jan Buyvoets van Neerpelt [5] op diens aanvraag, de toelating te "ériger et construire une follerie ou usine à foller draps... luy permettant de prendre hors de notre ruysseau de Dommelle le cours d'eauwe"[6]. Aan de bisschoppelijke tafel moest Buyvoets één goudgulden betalen, aan de rentmeester van Peelt jaarlijks twee rijnse goudgulden te beginnen op kerstmis daarop volgend. Voorwaarde moest evenwel zijn "d'apporter aucun préjudice à personne ny à autres usines dressées sur nostre ditte ruysseau".[7]

Wat is nu vollen eigenlijk?

Vollen, vullen, walken, het werk van een voller of vulre, betekent het doen ineenkrimpen, viltachtig maken van de vezels van pas geweven stoffen, vooral bij weefsels uit kaardgaren vervaardigd. In de vollerie gebeurde het vollen met de voeten, waarmee men in ronde volkuipen of -kommen de stoffen stampten. De drenkstof bevatte o.m. urine of ammoniak en vollersaarde deze laatste was een grijze, geel- of groenachtige gekleurde kleisoort die het vet of de toegevoegde paraffine tijdens het spinnen van het garen moest verwijderen uit het laken, eigenlijk deed hij dienst als zeep. In de 15e eeuw werd dit zware ongezonde en onhygiënisch vollerswerk gemechaniseerd door aanwending van de watermolen, waardoor een zware vollerboom door het waterrad in beweging kon worden gebracht, net gelijk het geval was bij een bookmolen of ook een slagmolen. Vandaar de benaming van volmolen. Deze molen, de enigste die Neerpelt bezat, en welke bijdroeg tot de welstand van de streek, was gelegen volgens de kadaster gegevens van 1870 op het Broeseind sectie A915 genaamd "de bempd". De straat heeft later zo haar naam ontleend als "Volmolenstraat".
Verder in deze uitgave komen we uitgebreider terug op deze molen.

Rechts voor deze brug liep de weg naar de molen. Zoals reeds gezegd zou deze molen vroeger toebehoord hebben aan de abdij van Floreffe, (zie voetnoot 1), en diende als banmolen. Dat heeft zo tot aan het begin van de 17de eeuw geduurd toen de lakennijverheid behoefte had aan een volmolen om het linnen mechanisch te kunnen bewerken. De eerste bewoner en verbouwer van de graanmolen naar een volmolen, was Jan Buyvoets in 1610.

Daarna, en wel op 18 januari 1658, komen de bezittingen van de volmolen door verkoop aan de familie Peter Vandersteen[8] toe. De aanwezigheid van de abdij van Floreffe vinden we later nog terug in een rapport " Visitatie der riviere genaamd den Dommel" van 29 mei 1769 door de schepenen Mathijsen en Brouwers op verzoek van de heer scholtus Mardaga. Deze inspectie handelde over het vegen van de Dommel door de eigenaars die er hun goederen hadden liggen. Men legde bij het niet goed naleven van dit reglement de eigenaars boeten op, die uiteen liepen naar gelang de slechte staat van de rivier op die plaats. Uit het verslag lezen we het volgende.

Visitatie der reviere genaamd den Dommel gedaan op heden den 24 mey 1764 door d'Heeren Mathijsen ende Brouwers ter requisitie van d'Heer Scholtus Mardaga[9]

Schepenen Mathijsen ende Brouwers wel ende nauwkeurig gelet hebbende op al waar op te letten stonde verklaren en noeten geweten te hebben de naarvolgende, om inwendig de dienende 14 dagen aan iedereen bekent volgens de relaasen aan ons behoorlijk gedaan wegens de kerke publicatie in het ampt van Pelt.
Ditto Dommel respectivelyk reezende aan hunne erven niet gevaagt oft wel qualyk gevaagt te hebben, zijnde ieder boete 21 ptrs geadjudrieert aan voorg. Heer Scholtus conform aan onsen Bankenrecht van onse voorsaaten geobserveert gevonden.

Volmolen
Oostwaarts stroom af Westwaarts stroom af
N° 4 D'abdije Floreffe bbbbbb N°3 peeter Baken b
N°77 jan Jansen b N°13 d'abdye Floreffe bbbb
N°21 Hendrik Willems b
N°48 Gertruy Daums b
N°52 peeter verstappen b
Aldus gevisiteert ende door de bovengenoemde Heeren Schepenen en boeten gewesen dato quo supra me preesente.
B. Lenaerts secret.

 

molen2

De oude volmolen met links de sluis voor het afdammen van het Dommelwater.

Uit het archief van de gemeenteraad en van het kadaster kunnen we het verloop van de eigenaars van de volmolen samenstellen.
Uit een gemeenteraadverslag kunnen we afleiden dat in 1863 reeds de molen aan Jan Theodoor Sevens toehoorde nl:

Provincie Limburg[10]
Arrondissement Maeseyck
Gemeente Neerpelt

Zitting van den 21 Januarij 1865.

De Gemeente Raad van Neerpelt vergadert binnen deze gemeente, teneinde zijn advies te geven over de gedane aanvraag door Jan-Theodoor Sevens, molenaer binnen deze gemeente woonende, de dato 24 November 1864, ten einde geautoriseert te worden om het water voor zijn molen nog vijftig centimeters mogen te verhoogen boven de hoogte hem vragend bij besluit van den 20 November 1863 Artikel 7 nr. 1678/10 Litt. G.
Gezien voormeld Reckwest en bijlaeg;
Gezien het procesverbael van informatie van Commodo en incommodo de dato 31 December 1863 in dubbel opgemaekt en hierbij gevoegd, en eene schriftelijke ingediende reklamatie door den heer Van Swijgenhoven, doctoor in de Medicijnen te Overpelt wonende;
Overwgende dat er verscheide reklamatien tegen het verhoogen van het water zijn ingekomen.
Is eenparig gevaelen, alvorens de autorisatie toegestaen wordt, dat met de meeste nauwkeurigheid door de bevoegde overheid onderzocht wordt of deze verhooging kan plaets hebben zonder dat er schade aan ..... liggende eigendom toegebragt wordt, terwijl de gemeente Raad verlangt om deze persoon voor zijn molen te bevoordeelen andere gemeentenaren niet mogen benadeelt worden.
Aldus opgemaekt binnen Neerpelt op dag, maand en jaar als voren en na gedane voorlezing geteekend.

Door de verkoop van de molen aan de familie Noots Jan (broeders en zusters) allen renteniers in Neerpelt, werden de muren van de grote sluis in de Dommel hersteld of vernieuwd waar het nodig was. De aanvraag voor deze werken werd goedgekeurd door de gemeente op 7 juni 1880. Het verslag van de zitting luidde als volgt:

Provincie Limburg[11]
Arrondissement Maeseyck
Gemeente Neerpelt

Het Schepens Collegie van Neerpelt
Gezien de aanvraag van Noots Jan broeders en zusters om bemachtigd te worden tot het herstellen en gedeeltelijke hernieuwing der muren van de groote sluis hunner molen, gelegen op den Dommel beneden het kanaal.
Gezien het art. 35 van het Reglement op de waterloopen van 26 Juli 1848, goedgekeurd bij Koninglijk Besluit van 3 Juli volgend, alsmede het Koninglijk Besluit van 28 augustus nog invoegen, welk de gemeente besturen machtiging te verleenen voor het uitvoeren van werken aan molens welke hoegenenaamd geener veranderingen daars en aan den loop van het water niet kunnen verhinderen.
Overwegende dat wij ons ter plaats hebben overtuigd, dat gemelde werken waarvoor bemachtiging is gevraagd geen veranderingen daarstellen en den loop van het water verhinderen en dat tevens ook den pegelnagel[12] of peil verhindert blijft.
Besluit.
De aanvraag is toegestaan op de volgende voorwaarden:
-Van gene andere werken te verrichten dan de beide zeimuren.
-Van zich in alle punten te gedragen naar de schikking van het bovengemeld reglement en naar de bevelen aangaande kunnen gegeven worden door het Collegie van Burgemeester en Schepenen en den Commissaris der Wegen, welke met het toezicht der werken gelast.

Gedaan te Neerpelt den 7 Juni 1880
Op Bevel Het Schepens Collegie
J. Kuppens De Burgemeester
secretaris Moonen

Door deze molenaar werden meerdere herstellingen en veranderingen aan de molen aangebracht. Uit enkele verslagen lezen we:

Provincie Limburg[13]
Arrondissement Maeseyck
Gemeente Neerpelt

Zitting van den 14 September 1881.
De gemeenteraad van Neerpelt.
Gezien de aanvraag gedaan door den heer Noots eigenaar te Neerpelt wonende, teneinde geautoriseerd te worden om:
1. De rivier den Dommel aan zijne watergraanmolen te mogen herleiden.
2. Om de thans bestaande schotdeuren in dat te herleiden gedeelte te mogen verplaatsen.
3. Om de thans bestaande waterpijl met 0,40 cm te mogen verhogen.
Bevelende hiervoor eene informatie van Commodo en Incommodo, welke zal gehouden worden op vrijdag den 30 September aanstaanden, ten gemeentehuize alhier, waarvan de noodige afkondingen zullen plaats hebben te beginnen op Zondag 18 7bris en volgende dagen, en delegeerd hiervoor de heer Fredrik Juten Schepen dezer gemeente.
Aldus gedaan in zitting op dag, maand en jaar als boven en na voorlezing door den voorzitter en den secretaris namens de raad.
Geteekend
op bevel de burgemeester, voorzitter
J.Kuppens J.Moonen
secretaris

Aansluitend werd door de gemeenteraad het volgende besluit genomen op de zitting van de gemeenteraad op 5 oktober 1881.

Zitting van den 5 October 1881.
Tegenwoordig de heeren: J.Moonen burgemeester, F.Juten schepen, P.A. Jannis, G.Boons, W.Kuppens, Th.Smits, H.Willems gemeenteraden, j.Kuppens secretaris.
Afwezig den heer J.Cuyvers uit hoofde van ziekte.
Het proces-verbaal der laatste zitting is voorgelezen en goedgekeurd.
Dagorder: Aanvraag door den heer Noots ten einde geautoriseerd te worden om:
1. De rivier den Dommel aan zijn watergraanmolen te mogen herleiden.
2. Om de thans bestaande schotdeuren in dat te herleiden gedeelte te mogen verplaatsen.
3. Om de thans bestaande waterpijl met 0,40 cm te mogen verhogen.
De gemeenteraad van Neerpelt;
Gezien de aanvraag van den heer Noots hierboven vermeld gevoegd;
Gezien de brief van den heer Arrondissement Commisaris van Hasselt Maeseyck in dato 4 September 1881 N 144/2, om voor genoemde aanvraag toestemmende met verzoek en eene informatie van Commodo en Incommodo over gemeld stuk en delegeerende de heer schepen Juten, van het houden deszelve.
Gezien het proces verbaal van Commodo en Incommodo alhier ten Gemeentehuize gehouden op 30 September ll waaruit blijkt:
1. Dat er geen reclamatien ingekomen zijn tegen de herleiding van de rivier den Dommel over het perceel A nr.816.
2. Dat er eensgelijk geene reclamtie gedaan tegen deverplaatsing van de thans bestaande schotdeuren in dat te herleiden gedeelte.
3. Dat voordat betreft de verhooging van den waterpijl met 0,40 cm eene schriftelijke reclamatie hierbijgevoegd is ingediend door den heer Keelhoff Hoofd Ingenieur Directeur der ontginningen alhier, daarenboven negen mondelylincke reclamen in de door de heer Praeme de K......., Gerard Boons bierbro



» Allemaal zien         » Dia voorstelling